enervent eAir Instructions D'installation page 237

Masquer les pouces Voir aussi pour eAir:
Table des Matières

Publicité

Les langues disponibles

Les langues disponibles

1.
Plaats de ventilatieunit op de vloer of op het plat-
form met de bijbehorende rubberen steunen.
2.
Zorg dat er aan alle kanten van de unit een luchts-
pleet is van ten minste 10 mm. Als de unit met
een zijde tegen een muur wordt geplaatst, is een
luchtspleet van 15 mm vereist.
3.
Houd rekening met de ruimte die nodig is voor
de afvoer van condenswater en de sifon onder de
unit (indien van toepassing).
4.
Zorg dat er ten minste 95 cm vrije ruimte is voor
het onderhoudsluik van de unit en dat de elektri-
sche aansluitingen goed bereikbaar zijn.
5.
Sluit de unit aan op een condensafvoer met sifon.
Installatie van de modellen LTR-2,
LTR-3, LTR-6 en LTR-7
Voor elk model vindt u een maatschets achter in deze
handleiding.
Als de temperatuur in de installatieruimte kan dalen
onder +5°C, moet de ventilatieunit worden geïsoleerd
met materiaal met een isolatiewaarde van 100 mm
wol. Als u massief (hard) isolatiemateriaal gebruikt,
dient u het materiaal zo te bevestigen dat er geen
contactgeluid of trillingen worden doorgegeven aan
het skelet van het huis.
1.
Plaats de unit boven op een isolatieplaat, bijvoor-
beeld spaanplaat dat is afgedekt met 100 mm
harde isolatiewol, boven de balken op zolder of
op een aparte plank in opslagruimte enz.
2.
Houd rekening met de ruimte die nodig is voor de
afvoer van condenswater en de sifon.
3.
Zorg dat er voldoende ruimte is voor of boven het
onderhoudsluik:
• LTR-2 en LTR-3 minimaal 50 cm
• LTR-6 minimaal 60 cm
• LTR-6 minimaal 70 cm
4.
Houd rekening met de ruimte die nodig is
voor het openen van de vergrendeling van het
onderhoudsluik.
5.
Zorg dat de elektrische aansluitingen goed
bereikbaar zijn.
6.
Sluit de kanalen aan op de unit.
7.
Sluit de unit aan op een condensafvoer met sifon.
Afvoer van condenswater
Alle Enervent ventilatieunits moeten worden uitgerust
met een condensafvoer. Als lucht afkoelt (conden-
seert), vormt zich condenswater. Dit gebeurt bijvoor-
beeld in de winter als vochtige binnenlucht in contact
komt met het koude warmteterugwinningswiel. Ook
als warme buitenlucht in contact komt met de koe-
lingspiraal (indien aanwezig) van de ventilatieunit,
ontstaat condens.
wAARschuwINg: De condensafvoer mag niet
rechtstreeks op het riool worden aangesloten!
• De condens moet worden afgevoerd naar een
vloeraansluiting op het riool via een verticale pijp
met een min. Ø van 15 mm en een sifon.
• De pijp moet over de gehele lengte lager liggen
dan de onderzijde van de ventilatieunit.
• De pijp moet zo min mogelijk horizontaal geplaatst
zijn.
• Er is slechts 1 sifon toegestaan.
• Als de unit is voorzien van meer dan een condens-
afvoer, moet elke afvoer worden aangesloten op
een eigen sifon.
• In de ventilatieunit heerst onderdruk. We adviseren
een hoogteverschil (A) van 75 mm of ten minste in
millimeters de onderdruk gedeeld door 10 (bijv. 500
Pa onderdruk - >50 mm) tussen de unitafvoer en de
afvoer van de sifon.
• We adviseren een hoogte (B) van 50 mm of ten
minste in millimeters de onderdruk gedeeld door
20 (bijv. 500 Pa onderdruk - >25 mm) voor de
waterkolom in de sifon. In de kanaalspiraal heerst
overdruk.
• We adviseren een hoogteverschil (A) van 25
mm tussen de afvoer van de kanaalspiraal en de
sifonafvoer.
• De hoogte (B) van de waterkolom in de sifon moet
75 mm zijn of ten minste in millimeters de onder-
druk gedeeld door 10 (bijv. 500 Pa onderdruk - >50
mm).
• De sifon moet met water worden gevuld voordat de
unit in bedrijf wordt genomen. De sifon kan opdro-
gen als er onvoldoende water in zit. In dat geval
kan er lucht in de pijp komen die het water dat in
de sifon stroomt, hindert en kunnen er irritante gor-
gel-geluiden ontstaan.
NL
157
Installatie-instructies

Publicité

Table des Matières
loading

Table des Matières