VOORZORGSMAATREGELEN
• Dit product is bestemd voor gebruik door clinici met een opleiding in en
ervaring met luchtwegmanagementtechnieken.
• Dit product is niet bestemd voor intravasculair gebruik.
• Dit product mag niet worden gebruikt bij het vervangen van
endotracheale tubes met een binnendiameter kleiner dan 3 mm.
• Het verdient sterke aanbeveling de intubatie te controleren aan de hand
van capnografie.
• Aangeraden wordt om vóór het inbrengen in de patiënt een steriel
glijmiddel op de Frova en de nieuwe endotracheale tube aan te brengen.
• Gebruik van dit hulpmiddel voor permanent, langdurig
luchtwegmanagement wordt niet aanbevolen.
MOGELIJKE ONGEWENSTE VOORVALLEN
• Barotrauma
• Pneumothorax
• Hypoxie
• Perforatie van de trachea, de bronchiën of het longparenchym
• Letsel van de epiglottis
• Kathetermigratie
• Mislukte plaatsing van endotracheale tube
GEBRUIKSAANWIJZING
1. Breng glijmiddel aan op een endotracheale tube met enkel lumen van
een geschikte maat en op de distale tip van de katheter-introducer.
2. Desgewenst kan de endotracheale tube vóór de plaatsing worden
voorgeladen op het proximale deel van de katheter-introducer.
3. Breng de tip van de introducer onder laryngoscopie tot voorbij de
epiglottis in en voer de introducer in een rechte lijn op naar de glottis.
4. Voer de introducer ongeveer 2-3 cm op in de trachea. Indien weerstand
wordt ondervonden, de introducer niet forceren, maar voorzichtig
draaien en opvoeren.
5. Verwijder het verstevigingsstilet en voer de katheter-introducer verder
op in de trachea tot maximaal 10 cm diep; deze afstand hangt af van de
grootte van de patiënt. NB: De kraakbeenringen van de trachea kunnen
tijdens het inbrengen voelbaar zijn.
6. Controleer de positie van de katheter met behulp van standaardmethoden
(zoals capnografie, ademgeluiden, röntgenonderzoek).
7. Handhaaf de positie van de introducer en voer de endotracheale tube tot
de juiste diepte in de trachea op.
8. Handhaaf de positie van de endotracheale tube en verwijder de
introducer en laryngoscoop.
9. Controleer met behulp van standaardmethoden (zoals ademgeluiden,
capnografie, röntgenonderzoek en documentatie bij de endotracheale
tube) of de positie van de endotracheale tube correct is.
NB: Indien nodig kan tijdens de ingreep zuurstof worden toegediend,
door gebruik te maken van de Rapi-Fit adapters.
Gebruik van de Rapi-Fit® adapter
Rapi-Fit adapters mogen alleen worden gebruikt als er een grote
zuurstofbehoefte is en intubatie niet lukt. Gebruik van een zuurstofbron
mag alleen worden overwogen als de patiënt genoeg van het geïnsuffleerde
gasvolume uitademt. Als er voor insufflatie een zuurstofbron wordt gebruikt,
begin dan met een lagere druk en voer deze geleidelijk op. Let op omhoog-
en omlaaggaande bewegingen van de borstkas om zuurstofinsufflatie en
uitademing te bevestigen. Pulsoximetrie en de luchtstroom via de mond
dienen ook zorgvuldig te worden bewaakt. In geval van een obstructie van de
bovenste luchtweg kan het uitstromen van gas uit de longen van de patiënt
langer duren.
1. Sluit de Rapi-Fit adapter aan door de adapter op de Frova te plaatsen, de
witte ring vervolgens naar voren te duwen en de adapter in deze stand te
vergrendelen. (Afb. 1)
2. Verwijder de adapter door de witte ring naar achteren te trekken om de
adapter los te zetten en de adapter vervolgens van de Frova af te halen.
(Afb. 2)
OXYGENATIE VIA DE KATHETER
De Frova intubatiekatheter is ontworpen voor zowel positievedrukbeademing
(Rapi-Fit adapter – connector van 15 mm) als jetbeademing (Rapi-Fit adapter –
Luerlock-connector) van zowel volwassen als pediatrische patiënten. In
de onderstaande tabel zijn het afgegeven minuutvolume en de gemeten
gemiddelde maximale luchtwegdruk weergegeven voor jetbeademing bij
volwassen en pediatrische patiënten met gezond longweefsel.
27