•
Trek niet aan de cuffopblaaslijn en manipuleer de lijn niet. De cuff
kan hierdoor leeglopen en de tube kan uit de patiënt worden
getrokken.
•
Zorg dat er geen pluisjes of deeltjes in de Luer-klep van de
controleballon komen.
•
Het gebruik van een lokale lidocaïne-aerosol is in verband gebracht
met het ontstaan van kleine gaatjes in cuffs van pvc. Van lidocaïne-
hydrochlorideoplossing is gemeld dat deze dit effect niet vertoont.
•
Door de diffusie van lachgas, zuurstof of lucht kunnen het volume
en de druk van de cuff veranderen.
•
De cuffdruk kan veranderen door de hoogte, de temperatuur, de
lichaamspositie, oesofageale medische instrumenten en intra-
abdominale insufflatie.
•
Uitsluitend gebruiken met apparatuur met een standaardconnector
van 15 mm.
•
Controleer vóór het inbrengen van de tube of de obturator soepel
kan worden ingebracht en verwijderd.
Gebruik tijdens MRI
In niet-klinische tests is aangetoond dat het hulpmiddel onder bepaalde
voorwaarden MRI-veilig is. Dit hulpmiddel bevat een Luer-klep die
is voorzien van een metalen veer die zich buiten de patiënt bevindt.
Een patiënt met dit hulpmiddel kan veilig in een MRI-systeem worden
gescand onder de volgende omstandigheden:
•
statisch magnetisch veld van 1,5 T of 3,0 T;
•
veld met maximale ruimtelijke gradiënt van 1900 gauss/cm (19 T/m);
•
maximale door het MRI-systeem gemelde SAR (specific absorption
rate) die gemiddeld over het gehele lichaam 4 W/kg bedraagt
(bedrijfsmodus 'First Level Controlled').
•
Onder de bovenvermelde scanomstandigheden veroorzaakt de
metalen veer in de Luer-klep naar verwachting een maximale
temperatuurstijging van 0,2 ± 1,5 °C na 15 minuten continu scannen.
•
Als het in beeld te brengen gebied zich dicht bij de positie van
de Luer-klep bevindt, kan de kwaliteit van het MRI-beeld negatief
worden beïnvloed en is wellicht optimalisatie van de MRI-
beeldvormingsparameters nodig.
•
In niet-klinische tests met een MRI-systeem van 1,5 T beslaat
het door de Luer-klep veroorzaakte beeldartefact ongeveer
72 x 44 mm bij een spinechosequentie en 103 x 43 mm bij een
gradiëntechosequentie. In niet-klinische tests met een MRI-systeem
van 3 T beslaat het door de Luer-klep veroorzaakte beeldartefact
ongeveer 30 x 27 mm bij een spinechosequentie en 118 x 43 mm bij
een gradiëntechosequentie.
31