4-7 Beweeg de dilatatie catheter over de voerdraad voort totdat de ballon de stenose bereikt.
WAARSCHUWING Bij het voelen van enige weerstand, de voerdraad of de dilatatie catheter niet te
4-8 Beweeg de dilatatie catheter vooruit om de ballon op de plaats van de stenose te brengen m.b.v. de
radio-opake merker en blaas de ballon op bij een lage druk van 1-2 atm (101-203 kPa) nadat de hemostatische
klep van de Y-verbinding is vastgedraaid. Controleer of de ballon geplaatst is in het midden van de stenose
door middel van de ongelijkheidsresultante. (dumbbell effect).
OPGELET
5. Opblazen van de ballon
5-1 Blaas de ballon met de aangepaste druk gedurende de aangepaste tijd op met het inflatie/ deflatie apparaat
voorzien van een manometer en laat dan de ballon leeglopen.
WAARSCHUWINGEN • Blaas de ballon voorzichtig op onder hoge resolutie fluoroscopie, en controleer of
OPGELET
5-2 Trek de dilatatie catheter terug in de guiding catheter om de volledig leeggelopen ballon te verwijderen na
het dilateren. Voer een coronaire angiografie uit via de guiding catheter om de verbetering van de stenose te
evalueren.
OPGELET
5-3 Als de verbetering van de stenose niet voldoende is, verhoog dan gradueel de druk waarmee de ballon wordt
opgeblazen tot aan de RBP of zet de ballon herhaaldelijk onder druk totdat geen verdere verbetering bereikt
kan worden. Gewoonlijk brengt een herhaaldelijk opblazen van de ballon genoeg verbetering van de stenose
en kan dit gecontroleerd worden door coronaire angiografie.
6. Verwijderen van de dilatatie catheter
6-1 Draai de hemostatische klep van de Y-verbinding los.
6-2 Houd de voerdraad in positie en verwijder de dilatatie catheter.
6-3 Verwijder de dilatatie catheter terwijl de voerdraad ter plaatse in de laesie wordt gehouden. Reinig het
oppervlak van de voerdraad om problemen te voorkomen wanneer de volgende catheter wordt ingebracht.
WAARSCHUWING
krachtig vooruitbewegen. Stel de oorzaak van de weerstand vast onder hoge
resolutie fluoroscopie, vooraleer verder te gaan. Het voortbewegen met kracht kan
leiden tot beschadiging van het bloedvat en/of het afscheuren of scheuren van de
voerdraad of van de dilatatie catheter. Dit kan de recuperatie van fragmenten
noodzakelijk maken.
Draai de hemostatische klep van de Y-verbinding niet te vast, daar dit de inflatie/deflatietijd
kan beinvloeden en/of de catheter schacht kan doen knikken.
door de druk de ballon opblaast. Indien de ballon niet opblaast, oefen dan geen
excessieve druk uit op de ballon, aangezien dit het leeglopen van de ballon kan
verhinderen.
• De druk om de ballon op te blazen mag de RBP niet overschrijden. Een druk
hoger dan de RBP kan als gevolg hebben dat de ballon scheurt. De RBP
is gebaseerd op de resultaten van in vitro testen. Tenminste 99.9 % van de
ballonnen zal (met 95 % zekerheid) niet scheuren bij of onder hun RBP.
• Als het scheuren van de ballon zou gebeuren ten gevolge van een druk hoger dan
de RBP, kunnen de ballon of fragmenten hiervan vrijkomen in het bloedvat, en
kan recuperatie ervan nodig zijn.
• Het korte of lange termijn effect van het onder druk zetten van de kransslagaders
boven de nominale druk wordt nog steeds onderzocht.
• Blaas de ballon niet op boven de diameter van de kransslagader proximaal of
distaal van de stenose.
• Het opblazen van de ballon om een stent uit te zetten, in de stent of in
gecalcifieerde laesies kan gepaard gaan met mogelijk scheuren van de ballon
vóór de RBP overschreden wordt. Blaas de ballon daarom voorzichtig op.
Een opgeblazen ballon kan uit de laesie glijden omwille van de hydrofiele coating. Blaas
de ballon zorgvuldig op onder hoge resolutie fluorscopie zodat de ballon zich niet
verplaatst in de laesie.
• Beweeg of verwijder de dilatatie catheter niet voordat de ballon volledig leeggelopen is.
Het verwijderen van de dilatatie catheter moet gebeuren na het losdraaien van de
hemostatische klep van de Y-verbinding.
• Verwijder, terwijl de voerdraad zich in het bloedvat bevindt, de catheter in rechte lijn
over de voerdraad.
• Verwijder nooit een catheter die aan de Y-verbindingspoort gebogen is. Een poging om
een gebogen catheter te verwijderen, doet verhoogde druk ontstaan in het gebied rond
de voerdraadpoort, wat de catheter kan beschadigen of breken.
Bij het introduceren of het verwisselen van een dilatatie catheter, dient de voerdraad
zorgvuldig afgeveegd te worden met een gaas doordrenkt met een fysiologische
zoutoplossing. Inspecteer de volledige voerdraad en ga na of de gladheid van het
oppervlak niet is afgenomen en of er geen vreemde substanties op de catheter
aanwezig zijn. Het voortbewegen van de catheter over dergelijke residus of over een
onvoldoende bevochtigde voerdraad, kan resulteren in het afscheuren of scheuren
van de dilatatie catheter, wat recuperatie van catheterfragmenten noodzakelijk kan
maken.
34