MrI-veIlIG onDer BepaalDe voorwaarDen
Niet-klinische tests wijzen uit dat het WallFlex™-duodenumstentsysteem
met plaatsingssysteem met ankervergrendeling onder bepaalde
voorwaarden MRI-veilig is. Een patiënt bij wie dit hulpmiddel is ingebracht,
kan onmiddellijk een MRI-procedure ondergaan, mits wordt voldaan aan
de volgende voorwaarden:
• statisch magnetisch veld van 3 tesla of minder
• ruimtelijke magnetische veldgradiënt van ten hoogste 720 gauss/cm
• maximale specifieke absorptie (SAR) gemiddeld over het gehele
lichaam van 3 W/kg bij een scanduur van 15 minuten
In niet-klinische tests veroorzaakte het WallFlex-duodenumstentsysteem
met plaatsingssysteem met ankervergrendeling een temperatuurstijging van
minder dan of gelijk aan 0,6 °C bij een maximaal specifiek absorptietempo
(SAR) gemiddeld over het gehele lichaam van 3 W/kg gedurende 15 minuten
MR-scanning in de volgende MR-scanner: 3 Tesla Excite® G3.0-052B
(General Electric Medical Systems, Milwaukee, Wisconsin, VS), actief
afgeschermd, horizontaal veld. De kwaliteit van het MRI-beeld is mogelijk
minder goed wanneer het doelgebied precies samenvalt met de positie
van het WallFlex-duodenumstentsysteem met plaatsingssysteem met
ankervergrendeling of er betrekkelijk dichtbij ligt.
MoGelIjke CoMplICatIes
Complicaties die in verband worden gebracht met het gebruik van
het
WallFlex-duodenumstentsysteem
ankervergrendeling zijn onder meer:
• hemorragie (bijv. bloedingen)
• perforatie
• pijn (bijv. ongemak, gewaarwording van vreemd lichaam)
• migratie
• obstructie (verstopte galgang, occlusie)
• erosie (bijv. ulceratie)
• koorts
• infectie (bijv. plaatselijke infectie, peritonitis, septicemie)
• overlijden (anders dan als gevolg van normaal verloop van de ziekte)
• gastro-intestinale reflux
• verkeerde plaatsing of onvoldoende expansie van de stent
BenoDIGDHeDen
• endoscoop (therapeutische gastroscoop of duodenoscoop met een
werkkanaal van 3,7 mm of groter)
• fluoroscoop
• voerdraad van 0,035 in (0,89 mm)
proCeDUre
Het WallFlex-duodenumstentsysteem met plaatsingssysteem met anker-
vergrendeling moet worden geplaatst met behulp van zowel fluoroscopie
als directe visualisatie met een endoscoop.
1. Maak de patiënt gereed en sedeer volgens het endoscopieprotocol
voor de betreffende locatie.
2. Voer de endoscoop op tot de plaats van de vernauwing. Voer onder
directe visualisatie en fluoroscopie een voerdraad van 0,035 in
(0,89 mm) op door het werkkanaal van de endoscoop. (Er kan
ook radiografisch contrastmiddel worden geïnjecteerd via een
katheter om de vorm en afmetingen van de vernauwing te bepalen.)
Manoeuvreer de voerdraad ter voorbereiding van de stentplaatsing
door de vernauwing heen.
3. Bepaal onder fluoroscopie en endoscopie de plaats van de
vernauwing en de proximale en distale vernauwingsmarges.
Fluoroscopische markeringen (bijv. externe metalen markeringen
aangebracht op de huid of inwendige injectie van radiopake
kleurstof) kunnen worden gebruikt om de marges van de vernauwing
aan te geven.
4. Schat de lengte van de vernauwing met behulp van een van de
mogelijke methoden (bijv. terugtrekken van een katheter met een
radiopake markering bij de tip of terugtrekken van een gemarkeerde
voerdraad).
5. Houd rekening met mogelijke verdere ontwikkeling van de tumor en
verkorting van de stent na implantatie (als gevolg van voortgaande
expansie). Bepaal aan de hand hiervan het benodigde aantal stents
en de benodigde lengte van de stents om de gehele vernauwing te
overbruggen. (Opmerking: de stentlengte na volledige ontplooiing
moet minimaal 4 cm langer zijn dan de lengte van de vernauwing.)
Als meerdere stents nodig zijn, moet met voldoende overlapping
eerst de meest veraf gelegen stent worden geplaatst en vervolgens
de minder veraf gelegen stent.
Black (K) ∆E ≤5.0
met
plaatsingssysteem
34
met