It
ATTENZIONE
Rispettare scrupolosamente gli interassi minimi
di foratura per non invalidare l'omologazione della
sponda come barra paraincastro.
Rilevare la lunghezza delle guide quindi posizionare la
piastra posteriore (2) alla medesima distanza dal sup-
porto anteriore sul telaio del veicolo e con i riscontri (a) in
appoggio al lato inferiore del telaio.
Per il fissaggio della piastra (2) utilizzare, per quanto
possibile, i sette fori ø 14 mm (nella zona evidenziata
in figura) già presenti nel veicolo e aventi le seguenti
caratteristiche:
- distanza dal bordo superiore e inferiore della piastra 35
mm.
Segnare perciò sulla piastra (2) la posizione dei fori ed
eseguirli con ø 15 mm.
Proteggere i fori appena eseguiti con vernice e quindi
montare la piastra sul veicolo utilizzando le viti fornite e
serrarle con chiave dinamometrica tarata a 120 daN.
IMPORTANTE
le viti fornite dall'Anteo Spa sono cl. 10.9. In caso di
sostituzione utilizzare sempre e solo viti della stessa
misura e classe.
Ripetere poi le stesse operazioni anche sull'altro lato del
veicolo.
84
Nl
OPGElET
De minimale asafstanden van de gaten moeten nauw-
gezet in acht worden genomen om de homologatie
van de laadklep als onderrijbeveiliging niet ongeldig
te maken.
Meet de lengte van de geleiders en zet vervolgens de ach-
terste plaat (2) op dezelfde afstand van de voorste steun
op het chassis van het voertuig, en met de aanslagen (a)
tegen de onderkant van het chassis.
Gebruik, om de plaat (2) te bevestigen, voor zover moge-
lijk, de zeven gaten ø 14 mm die al in het voertuig zitten
en die de volgende kenmerken hebben:
-
afstand vanaf de bovenste en onderste rand van de
plaat 35 mm.
Geef dus op de plaat (2) aan waar de gaten moeten ko-
men en boor ze met een ø 15 mm.
Behandel de zojuist gemaakte gaten met lak en monteer
vervolgens de plaat op het voertuig met behulp van de
bijgeleverde schroeven, en zet ze vast met een op 120
daN geijkte momentsleutel.
BElANGRIJk
De schroeven die door Anteo Spa worden geleverd zijn
de volgende: cl. 10.9. Gebruik bij vervanging altijd en
uitsluitend schroeven met dezelfde maat en van dezelfde
soort.
Herhaal vervolgens dezelfde handelingen ook aan de
andere kant van het voertuig.
Fr
ATTENTION
Veiller à respecter scrupuleusement les entraxes mini-
mum de perçage pour ne pas invalider l'homologation
du hayon comme barre anti-encastrement.
Mesurer la longueur des guides puis positionner la plaque
postérieure (2) à la même distance du support antérieur
sur le châssis du véhicule et avec les butées (a) en appui
sur le côté inférieur du châssis.
Pour la fixation de la plaque (2) utiliser, si possible, les
sept trous ø 14 mm présents sur le véhicule dont les ca-
ractéristiques doivent être les suivantes:
-
distance par rapport au bord supérieur et inférieur de
la plaque 35 mm.
Marquer sur la plaque (2) la position des trous et les réa-
liser d'un diamètre de 15 mm.
Protéger les trous réalisés à l'aide de peinture et mon-
ter ensuite la plaque sur le véhicule en utilisant les vis
fournies à serrer à l'aide d'une clé dynamométrique à un
couple de 120 daN .
IMPORTANT
les vis fournies par la société Anteo Spa sont de 10.9
cl. Pour les remplacer, n'utiliser que des vis de même
mesure et de même classe.
Répéter ensuite les mêmes opérations sur l'autre côté
du véhicule.