Bedieningspaneel (HMI) en Basisprogrammering
: draairichting van de motor in de richting van de pijlen.
CONF: configuratie. Geeft aan dat de omvormer bezig is met de routine Opstartassistent, of
dat incompatibele parameters worden geprogrammeerd. Zie de sectie over incompatibiliteit
tussen parameters in de handleiding voor het programmeren en het oplossen van problemen
van de CFW700 voor meer informatie.
SUB: onderspanning gelijkstroomaansluiting.
RUN: omvormer ingeschakeld en/of gelijkstroomrem geactiveerd.
Afbeelding 4.3: Bedrijfsmodi van het bedieningspaneel
Het bedieningspaneel kan worden aangesloten op de omvormer of losgekoppeld van de
omvormer terwijl de omvormer wel/niet op het lichtnet is aangesloten en ingeschakeld.
De HMI die bij het product wordt geleverd, kan ook worden gebruikt om de omvormer op afstand
te bedienen. In dit geval gebruikt u een kabel met mannelijke en vrouwelijke D-Sub9 (DB-9)-
connectors met een pin-pin-bedrading (type muisextensie) of een standaard nulmodemkabel.
Maximale lengte 10 m. Het is aan te raden de M3 x 5,8 afstandisolatoren te gebruiken die bij
het product worden geleverd. Aanbevolen koppel: 0,5 Nm.
158 | CFW700
Bewakingsmodus
Dit is de standaardmodus van het bedieningspaneel. Deze wordt
weergegeven na het inschakelscherm en het opstartscherm. De
standaard fabriekswaarden worden hier weergegeven.
In deze modus is het menu niet actief.
Op het hoofddisplay, het secundaire display en de bewakingsbalk
worden de waarden weergegeven van de parameters die in P0205,
P0206 en P0207 zijn gedefinieerd.
Als u in de bewakingmodus op de toets ENTER/MENU drukt, wordt de
programmeermodus weergegeven.
Programmeermodus
Niveau 1:
Dit is het eerste niveau van de programmeermodus. Met behulp van de
toetsen
en
kunt u de gewenste parametergroep kiezen.
Op dit niveau worden het hoofddisplay, het secundaire display en de
bewakingsbalk niet weergegeven.
D r uk op ENTER /MENU om na ar het t we ede nive au van de
programmeermodus te gaan, waar u de parameters kunt selecteren.
Druk op BACK/ESC om terug te gaan naar de bewakingsmodus.
Niveau 2:
Het nummer van de parameter wordt weergegeven op het hoofddisplay
en de waarde ervan op het secundaire display.
Met de toetsen
en
D r u k o p EN T ER / M EN U o m n a a r h et d e rd e n i ve a u va n d e
programmeermodus te gaan, waar u de waarde van de geselecteerde
parameter kunt wijzigen.
Druk op BACK/ESC om terug te gaan naar het eerste niveau van de
programmeermodus.
Niveau 3:
De waarde van de parameter wordt weergegeven op het hoofddisplay
en het nummer ervan op het secundaire display.
Met de toetsen
en
parameter wijzigen.
Druk op ENTER/MENU als u de wijziging wilt bevestigen en de nieuwe
waarde wilt opslaan, of druk op BACK/ESC als u de wijziging ongedaan
wilt maken en de nieuwe waarde niet wilt opslaan. In beide gevallen
wordt het tweede niveau van de programmeermodus weergegeven.
kunt u de gewenste parameter zoeken.
kunt u de waarde van de geselecteerde