Kabelafstanden - WEG CFW700 Manuel D'utilisation

Tabel 3.2: Technische specificaties van de encoder en de encoderkabel
Kenmerken
Voeding
Kanalen
Signalen
Encoder
Uitgangscircuit
Isolatie
Pulsen
Frequentie
Type kabel
Aansluiting
Encoderkabel
Afstand
Isolatie
Lengte
Volg de instructies hieronder voor de installatie van de bedrading voor de besturing:
1. Draaddikte: 0,5 mm² (20 AWG) tot 1,5 mm² (14 AWG).
2. Maximaal aandraaikoppel: 0,50 Nm.
3. Gebruik afgeschermde kabels voor de aansluitingen in XC1 en monteer de kabels apart
van de overige circuits (vermogen, 110 V / 220 V wisselstroom, besturing, enzovoort). Zie
voor meer informatie sectie 3.2.6 Kabelafstanden. Als de besturingskabels andere kabels
(bijvoorbeeld voedingskabels) kruisen, moeten ze loodrecht op elkaar gemonteerd worden,
met een minimale afstand van 5 cm bij de kruising.
De juiste kabelafstanden worden aangegeven in sectie 3.2.6 Kabelafstanden.
Zijkant
van de
omvormer
(a) Aansluiting kabelafscherming
Afbeelding 3.7: (a) en (b) Aansluiting van de afscherming
4. Relais, schakelaars, magneetkleppen of spoelen van elektromechanische remmen die in de
buurt van de omvormer worden geïnstalleerd, kunnen interferentie op de besturingscircuits
veroorzaken. Om dit te voorkomen moeten RC-ontstoorders (met netvoeding) of
vrijloopdiodes (met een gelijkstroomvoeding) parallel met de spoelen van deze apparaten
worden aangesloten.

3.2.6 Kabelafstanden

De voedingskabels en besturingskabels (relais-uitgangskabels en andere besturingskabels)
moeten worden gescheiden volgens tabel 3.3.
5 V
2 kanalen in kwadratuur (90º) + nul pulsen met aanvullende uitgangen
(differentieel) of open-collector.
A B Z
A, , B, , Z en
Beschikbaar voor 2 kanalen: A,
Als het kanaal niet wordt gebruikt, laat de klemmen XC1: 6 en 7 dan
losgekoppeld. Andere instelling is niet nodig.
Linedrive, push-pull of open-collector. Maximum spanning 12 V.
Elektronisch circuit geïsoleerd van encoderframe.
Aanbevolen aantal pulsen per rotatie is = 1024 ppr.
Maximaal toegestaan = 100 kHz.
Gebalanceerde kabelafscherming (voor gebruik met differentiële signalen).
De kabelafscherming moet op de aarde worden aangesloten via apparaten op
de afschermingsplaat (zie afbeelding 3.5).
≥ 25 cm van de overige bedrading.
Gebruik een metalen leiding.
Maximum = 10 m.
Isoleren met tape
Niet aarden
Installatie en Aansluiting
Specificaties
A B
, B, .
(b) Voorbeeld van de aarding van de
afscherming
CFW700 | 153