• Eventueel kunnen de andere vingers van de niet-dominante hand of worden gebruikt. Kies altijd een plaats die het
detectorvenster van de sensor geheel bedekt.
• De plaats moet gereinigd en droog zijn voordat de sensor wordt geplaatst.
Gebruiksaanwijzing slanke vingermeter
• De slanke vingermeter op de sensorkabel is een hulpmiddel voor het kiezen van de juiste vinger bij gebruik van de
sensor.
• Het gebruik van deze meter wordt alleen aanbevolen bij patiënten die meer dan 30 kg wegen en slanke vingers hebben.
Verwijder de meter van de vinger VOORDAT de sensor wordt aangebracht.
1. De voorkeurslocatie om mee te beginnen is de ringvinger van de niet-dominante hand. Kies een grotere vinger als ze
te slank zijn. Schuif de cirkel van de meter om de vinger. Wanneer de cirkel van de meter op een punt op het nagelbed
stopt, vóór de nagelriem, dan dient de DCI-sensor op die vinger gebruikt worden (afb. A).
2. Als de meter voorbij de nagelriem schuift, dan is de vinger te slank voor deze sensor. Kies een andere vinger of gebruik
een kinder-/slanke vingersensor (DCI-P) bij deze patiënt (afb. A).
B. De sensor aanbrengen op de patiënt
1. Raadpleeg afb. 1. Open de sensor door op de scharnierlipjes te drukken. Plaats de gekozen vinger zodanig dat die
overeenkomt met de positie van de vinger op de sensor. Plaats de geselecteerde vinger op het detectorvenster
van de sensor. Het meest vlezige deel van de vinger moet het detectorvenster op de onderste helft van de sensor
bedekken. De bovenste helft van de sensor is te herkennen aan de kabel. De tip van de vinger hoort de aanslag
binnenin de sensor te raken. Als de vingernagel lang is, kan deze tot voorbij de vingerstop uitsteken.
2. Raadpleeg afb. 2. De scharnierlipjes van de sensor moeten opengaan zodat de druk op de sensor gelijkmatig over de
lengte van de vinger wordt verdeeld. Controleer de sensor om er zeker van te zijn dat deze correct is geplaatst. Er worden
alleen nauwkeurige gegevens verkregen als het detectorvenster volledig is bedekt.
3. Raadpleeg afb. 3. Richt de sensor zodanig dat de kabel naar de bovenkant van de hand van de patiënt loopt.
OPMERKING: Bij kleinere vingers kan het nodig zijn om een sensor met een geringer gewicht te gebruiken, zodat de sensor
het detectorvenster volledig bedekt. De sensor is niet bestemd voor gebruik op de duim of dwars op de hand
of voet van een kind.
C. De sensor op de patiëntenkabel aansluiten
1. Raadpleeg afb. 4. Leg de sensorconnector (1) op de aangegeven manier in de richting van de patiëntenkabel-
connector (2).
2. Plaats de sensorconnector (1) volledig in de patiëntenkabelconnector (2). Sluit de klep van de sensorconnector (3) over
de patiëntenkabelconnector (2) totdat die op zijn plek vastklikt, zoals in afb 5.
De sensor van de patiëntenkabel loshalen
1. Raadpleeg afb. 5. Houd de patiëntenkabelconnector (2) aan de zijkanten vast en haal het klepje van de
sensorconnector (3) van de patiëntenkabelconnector (2) af.
2. Koppel de sensorconnector (1) los van de patiëntenkabelconnector (2).
De sensor van de patiënt verwijderen
1. Open de sensor door op de scharnierlipjes te drukken. Verwijder de sensor van de vinger en volg indien nodig
reinigingsinstructies op.
2. Berg de sensor voor volgend gebruik op.
REINIGING
Als u de sensor wilt schoonmaken, verwijdert u de sensor eerst van de patiënt en koppelt u de sensor daarna los van het
instrument. U kunt de sensor vervolgens reinigen door deze af te nemen met isopropylalcohol 70%. Laat de sensor drogen
voordat u deze aanbrengt bij de patiënt.
35
4869K-eIFU-0818