In het diagram wordt niet de volledige stuurkarakteristiek weergegeven. De linkerrand komt overeen met
de middelste stand en de rechterrand met de max. uitslag.
• Druk op de toets „SELECT" zodat de invoerfunctie naar beneden naar de dualrate-invoerwaarde „DR" springt
(onderste schermafbeelding in afbeelding 35).
• Door het indrukken van de toetsen „INC (+)" of „DEC (-)" kunt u voor de roll-servo de gewenste dualrate-waarde
instellen. Hoe lager de ingestelde waarde, hoe minder de servo-einduitslag.
• De instelling wordt automatisch opgeslagen.
• Druk de kipschakelaar „Dual Rate" naar achter naar het
lichaam opdat de indicatie „AILE0" naar „AILE1" voor de ver-
minderde uitslagwaarden verspringt.
• De programmering van de dualrate- en exponentiële waar-
den in deze instelling werkt volgens hetzelfde schema zoals
bij de grote uitslagen.
• Wanneer u voor de rollfunctie alle dualrate- en exponentiële
waarden hebt ingesteld, drukt u op de toets „SELECT" zodat
de aanduiding „AILE0" of „AILE1" zwart wordt weergegeven.
• Met de toetsen „INC (+)" of „DEC (-)" kunt u nu naar de func-
tie „ELEV0"/„ELEV1" of „RUDD0"/„RUDD1" omschakelen en
ook daar volgens hetzelfde schema de dualrate- en expo-
nentiële waarden instellen.
• Druk op de knop „CLEAR" om terug naar het overzicht van
het functie-instelmenu te gaan.
226
Afbeelding 36
Afbeelding 37