Als de decoupeerzaag is ingeschakeld en de stroomvoor-
ziening wordt onderbroken, blijft de decoupeerzaag uitge-
schakeld, ook als de stroomvoorziening weer wordt her-
steld. Voor het inschakelen drukt u opnieuw op toets "I".
9.4 Bedrijf werklamp (afb. 4)
Bedien de aan/uit-schakelaar (20) om de werklamp
(19) in en uit te schakelen.
9.5 Regelaar aantal slagen (afb. 2)
Met de regelaar aantal slagen (17) kunt u het aantal
slagen overeenkomstig het te zagen materiaal instel-
len. Voor zacht materiaal adviseren wij een hoger aan-
tal slagen, voor hard materiaal een lager aantal slagen.
Draai de regelaar aantal slagen (17) rechtsom om het
aantal slagen te verhogen. Draai de slagregelaar links-
om om het aantal slagen te verlagen.
9.6 Uitvoeren van uitsparingen
Met deze decoupeerzaag zijn uitsparingen in werk-
stukken mogelijk, zonder dat de buitenzijde of de om-
vang van het werkstuk beschadigd wordt.
1.
Verwijder het zaagblad (21) zoals onder 8.2 be-
schreven.
2.
Boor een gat in het werkstuk.
3.
Leg het werkstuk met het boorgat over de opening
van het tafelinzetstuk (25) op de zaagtafel (6).
4.
Installeer het zaagblad (21) (zoals onder 8,2 be-
schreven) door het boorgat in het werkstuk en stel
de bladspanning in.
5.
Verwijder na het beëindigen van de uitsparing het
zaagblad (21) uit de bladhouder (zoals onder 8.2
beschreven).
6.
Neem het werkstuk van de tafel.
9.7 Uitvoeren van versteksnedes (afb. 14)
m WAARSCHUWING
Wees bij het uitvoeren van versteksnedes uitzonderlijk
voorzichtig. Door het kantelen van de zaagtafel wordt
de kans op wegglijden groter. Er bestaat gevaar voor
letsel.
1.
Voor het uitvoeren van versteksnedes past u de
afstand van de op de neerhouder (23) gemonteer-
de zaagbladbescherming (5) tot de werktafel over-
eenkomstig aan.
2.
Zwenk de tafel, door de kartelmoer (14) los te ma-
ken en de zaagtafel (6) in de gewenste positie te
kantelen.
3.
Haal de kartelmoer (14) aan.
10. Elektrische aansluiting
De geïnstalleerde elektromotor is bedrijfsklaar
aangesloten. De aansluiting voldoet aan de rele-
vante VDE- en DIN-voorschriften.
De netaansluiting van de klant en het gebruik-
te verlengsnoer moeten eveneens aan deze voor-
schriften voldoen.
Defecte elektrische aansluitkabel
Bij elektrische aansluitkabels treedt vaak schade aan
de isolatie op.
Mogelijke oorzaken zijn:
• Versleten plekken, als aansluitkabels door venster-
of deuropeningen worden geleid
• Knikken door een onvakkundige bevestiging of ge-
leiding van de aansluitkabel
• Snijplekken omdat over de aansluitkabel is gereden
• Beschadigde isolatie omdat de stekker uit het stop-
contact is getrokken.
• Scheuren door veroudering van de isolatie.
Dergelijke defecte elektrische aansluitkabels mogen
niet worden gebruikt en zijn levensgevaarlijk als de iso-
latie is beschadigd.
Controleer de elektrische aansluitkabels regelmatig op
schade. Let erop dat bij het controleren de aansluitka-
bel niet op het elektriciteitsnet is aangesloten.
Elektrische aansluitkabels moeten aan de relevante
VDE- en DIN-voorschriften voldoen.
Gebruik uitsluitend aansluitkabels met de aanduiding
H 05 VV- F.
Op de aansluitkabel moet de typeaanduiding vermeld
staan.
Wisselstroommotor
De netspanning moet 220 - 240 V~ zijn.
Verlengsnoeren moeten tot een lengte van 25 m een
doorsnede hebben van 1,5 vierkante millimeter.
Aansluitingen en reparaties aan de elektrische uitrus-
ting mogen uitsluitend door een elektromonteur wor-
den uitgevoerd.
Vermeld in geval van vragen de volgende gegevens:
• Stroomtype van de motor
• Gegevens van het machinetypeplaatje
www.scheppach.com
NL | 79