– In de zone van het tweede maaivlak
wordt minstens 1 startpunt
gedefinieerd. (
10.15)
Het dockingstation (1) wordt in het
maaivlak A geïnstalleerd. Het
maaivlak B is met een doorgang (2) met
het maaivlak A verbonden. De
begrenzingsdraad (3) kan door de
robotmaaier geheel worden afgereden.
Voor het bewerken van het maaivlak B
moeten startpunten (4) worden
gedefinieerd. (
10.15)
Afzonderlijke maaibeurten beginnen dan
afhankelijk van de instelling
(startfrequentie) bij de startpunten.
0478 131 9934 A - NL
Begin en einde van de doorgang
installeren:
Aan het begin en aan het einde van de
doorgang moet de begrenzingsdraad (1)
zoals afgebeeld trechtervormig worden
gelegd (afstanden A en B). Daardoor
wordt voorkomen dat de robotmaaier
tijdens het maaien onbedoeld de doorgang
inrijdt.
A = 22 cm
B = 6 cm
Doorgang installeren:
De draadafstand in doorgangen: 22 cm
Daarom is er de volgende ruimte nodig:
– tussen hoge hindernissen (meer dan
2 cm hoog – zoals muren):
88 cm,
– tussen voetpaden of begaanbare
hindernissen (minder dan 2 cm hoog –
zoals wegen):
22 cm.
In doorgangen wordt de
begrenzingsdraad (1) parallel gelegd en
met voldoende bevestigingspennen (2) op
de bodem vastgemaakt. Aan het begin en
aan het einde van de doorgang moet ook
een trechtervormige toegang en uitgang
worden geïnstalleerd.
11.11 Zoeklussen voor de verplaatste
rit naar het begin
Als de verplaatste rit naar het begin wordt
geactiveerd, moeten zoeklussen worden
aangebracht,
275