6.5 Transport van het apparaat
Vóór elk transport, met name vóór het
opheffen van de robotmaaier, moet de
machineblokkering worden geactiveerd.
(
5.2)
Laat het apparaat vóór het transport
afkoelen.
Raak het maaimes bij het optillen en
dragen niet aan. De robotmaaier mag
alleen aan beide handgrepen worden
opgetild. Grijp nooit onder het apparaat.
Let op het gewicht van het apparaat en
gebruik zo nodig voor het laden geschikte
hulpmiddelen (hefvoorzieningen).
Maak met geschikte
bevestigingsmaterialen (gordels, kabels,
enz.) het apparaat en
meegetransporteerde
apparaatonderdelen (bijv. dockingstation)
op het laadoppervlak vast aan de
bevestigingspunten, die in de
gebruiksaanwijzing beschreven zijn.
(
20.)
Houd u bij het transport van het apparaat
aan de plaatselijke voorschriften, met
name wat betreft de laadveiligheid en het
transport van voorwerpen op
laadoppervlakken.
Laat de accu niet in de auto liggen en stel
deze nooit bloot aan direct zonlicht.
Lithium-ionaccu's moeten bij het transport
met de grootste zorg worden behandeld.
Let met name op het voorkomen van
kortsluiting. Vervoer de accu alleen in de
robotmaaier.
242
6.6 Vóór de inbedrijfstelling
Iedereen die het apparaat gebruikt, moet
de gebruiksaanwijzing kennen.
Ga te werk volgens de instructies voor het
installeren van het dockingstation (
en de begrenzingsdraad (
De begrenzingsdraad en de
voedingskabel moeten goed op de bodem
worden bevestigd, opdat er niet over kan
worden gestruikeld. Het aanleggen over
randen (bijv. voetpaden,
straatsteenranden) moet worden
vermeden. Op bodems waar de
meegeleverde bevestigingsnagels niet
kunnen worden ingeslagen (bijv.
straatstenen, voetpaden), moet een
kabelkanaal worden gebruikt
Controleer regelmatig of de
begrenzingsdraad en de voedingskabel
goed liggen.
Sla bevestigingsnagels altijd volledig in de
grond, om de kans op struikelen te
voorkomen.
Installeer het dockingstation niet op slecht
zichtbare plaatsen, waar men er mogelijk
over kan struikelen (bijv. achter een hoek
van een huis).
Installeer het dockingstation zo mogelijk
buiten het bereik van kruipdieren zoals
mieren of slakken – vermijd met name
gebieden rondom mierennesten en
composteerhopen.
Zones waar de robotmaaier niet zonder
gevaar kan rijden (bijv. wegens
valgevaar), moeten door de
begrenzingsdraad worden afgebakend.
VIKING raadt aan, met de robotmaaier
alleen over gazons en verharde wegen
(bijv. geplaveide opritten) te rijden.
De robotmaaier herkent geen plekken
waar deze kan omvallen, zoals randen,
terrassen, zwembaden of vijvers. Als de
begrenzingsdraad langs mogelijke
plekken waar deze kan vallen wordt
gelegd, moet er om veiligheidsredenen
tussen de begrenzingsdraad en de
12.1)
gevarenzone een afstand van meer dan
11.).
1 m worden aangehouden.
Controleer regelmatig het terrein waarop
het apparaat wordt gebruikt en verwijder
alle stenen, stokken, kabels, botten en alle
andere voorwerpen die door het apparaat
omhoog kunnen worden geslingerd.
Verwijder na de installatie van de
begrenzingsdraad alle gereedschap van
het maaivlak. Afgebroken of beschadigde
bevestigingsnagels moeten worden
uitgetrokken en worden afgevoerd.
Controleer het te maaien oppervlak
regelmatig op oneffenheden en verwijder
ze.
Gebruik de machine nooit met
beschadigde of ontbrekende
veiligheidsvoorzieningen.
De op het apparaat geïnstalleerde
schakel- en veiligheidsinrichtingen mogen
niet worden verwijderd of overbrugd.
Vóór het gebruik van het apparaat moeten
alle versleten en beschadigde onderdelen
worden vervangen. Onleesbare of
beschadigde waarschuwingsaanwijzingen
op het apparaat moeten worden
vervangen. Stickers en alle verdere
vervangingsonderdelen zijn verkrijgbaar
bij uw VIKING vakhandelaar.
Voor de ingebruikstelling moet u
controleren
0478 131 9934 A - NL