10.15 Startpunten instellen
Om in te stellen
● startpunten aanleren
of
● gewenst startpunt selecteren en
handmatig definiëren.
Startpunten aanleren:
Na het indrukken van de OK-toets
start de robotmaaier een oefenrit
langs de begrenzingsdraad. Als de
robotmaaier niet is aangedokt, rijdt deze
eerst naar het dockingstation. Alle
bestaande startpunten worden gewist.
Als de startpunten handmatig
worden ingesteld, mag vóór het
openen van de klep niet op de
STOP-toets worden gedrukt.
Onderweg kunnen er door het openen van
de klep en door het indrukken van de OK-
toets maximaal 4 startpunten worden
vastgelegd.
Aanleerpocedure onderbreken:
Handmatig – door op de STOP-toets te
drukken.
Automatisch – door hindernissen aan de
rand van het maaivlak.
● Als het aanleren automatisch is
onderbroken, corrigeer dan de positie
van de begrenzingsdraad of verwijder
de hindernissen.
● Controleer vóór het verder aanleren de
positie van de robotmaaier. Het
apparaat moet op de begrenzingsdraad
of binnen het maaivlak met de voorkant
richting begrenzingsdraad staan.
Aanleerpocedure beëindigen:
Handmatig – na een onderbreking.
Automatisch – na het aandokken.
De nieuwe startpunten worden na het
0478 131 9934 A - NL
aandokken of na het afbreken door het
openen van de klep en door bevestiging
met OK opgeslagen.
Startfrequentie:
Met de startfrequentie wordt gedefinieerd
hoe vaak een maaibeurt bij een startpunt
moet worden begonnen.
Standaardinstelling is 2 van 10
maaibeurten (2/10) bij elk startpunt.
● Wijzig indien nodig na het aanleren de
startfrequentie.
● Stuur bij voortijdige beëindiging van het
aanleren de robotmaaier via het
commando naar het dockingstation.
(
10.5)
Startpunt 1 t/m 4 handmatig
instellen:
Leg de afstand van de startpunten
van het dockingstation vast en
definieer de startfrequentie.
De afstand is het traject van het
dockingstation naar het startpunt in
meters, rechtsom gemeten.
De startfrequentie kan tussen 0 van 10
maaibeurten (0/10) en 10 van 10
maaibeurten (10/10) liggen.
Het dockingstation is als
startpunt 0 gedefinieerd.
Standaard worden
maaibeurten van daaruit gestart.
De startfrequentie is even hoog als
de berekende restwaarde op 10
van 10 maaibeurten.
10.16 Veiligheid
1. Machineblokkering
2. Stand
3. Pincode wijzigen
4. Startsignaal
5. Meldsignaal
6. Menusignaal
7. Speelstop
8. Toetsenblok.
9. iMow + Dock koppelen
1. Machineblokkering:
met OK wordt de machineblokkering
actief, de robotmaaier kan niet meer
in gebruik worden genomen.
De robotmaaier moet vóór alle
onderhouds- en
reinigingswerkzaamheden, vóór transport
en vóór de inspectie worden geblokkeerd.
(
5.2)
● Druk voor het ongedaan maken van de
machineblokkering op de aangegeven
toetscombinatie.
2. Stand:
er kunnen 4 veiligheidsstanden
worden ingesteld; afhankelijk van de
stand worden er bepaalde blokkeringen en
veiligheidsvoorzieningen actief.
– Geen:
de robotmaaier is niet beveiligd.
– Laag:
diefstalbeveiliging is actief; het
koppelen van robotmaaier en
dockingstation en het terugzetten van
het apparaat op de fabrieksinstellingen
kan pas na het invoeren van de
pincode.
– Middel:
net als "Laag", maar daarnaast is de
tijdblokkering actief.
– Hoog:
net als "Middel", maar daarnaast
kunnen instellingen pas na het invoeren
van de pincode worden gewijzigd.
267