3
Installatie
3.1 Inleiding
De kwaliteit van de inbouw is maatgevend voor de betrouw-
baarheid van de follow-up stuurbediening.
Het is daarom van het grootste belang de in deze handleiding
genoemde punten tijdens de installatie volledig op te volgen en
te controleren.
3.2 Systeembeschrijving
Een follow-up stuursysteem bevat tenminste de volgende
hoofdonderdelen:
- besturingselectronica (1)
- bedieningseenheid,
(hoofd)stuurstand (2)
- roerstandgever (RFU1718) (3)
- aandrijfeenheid (stuurmachine) (4)
- energievoorziening (5)
J8
J7
J6
J5 J4 J3 J2
1
3
4
Het systeem is uit te breiden met de volgende extra's:
- bedieningseenheid, voor vaste montage bij een (tweede) fly-
bridge stuurstand
- bedieningseenheid welke in de hand kan worden gehouden,
voor niet plaatsgebonden bediening
- non-follow-up bediening (joy-stick)
- autopiloot
- roerstandaanwijsinstrumenten
10
100901.02
voor
vaste
montage
FOLLOW-UP STEERING
0
5
10
20
35
J1
2
FUM0023
+
12 V / 24 V
5
3.3 Besturingselectronica
De kast met de besturingselectronica vormt het centrale punt
van de installatie. Vrijwel alle andere onderdelen van het stuur-
systeem zijn hier op aangesloten.
bij
de
Opstelling
Kies een droge plaats op geruime afstand van een warmtebron.
Hoge temperaturen kunnen de werking van het apparaat nega-
tief beïnvloeden.
5
10
20
35
De besturingselectronica mag nooit in het bilge-
SET
water komen te staan!
Plaats de besturingselectronica op een plaats tussen de accu's
en de aandrijfeenheid in. De totale lengte van de hoofdstroom-
kabels – de kabels van de accu naar de besturingselectronica
en vandaar naar de aandrijfeenheid – blijft dan beperkt.
Door de totale lengte van de hoofdstroomkabels zoveel moge-
lijk te beperken wordt bereikt dat het spanningsverlies zo gering
mogelijk is.
Monteer de besturingselectronica bij voorkeur tegen een wand,
in elke gewenste positie.
–
Houdt er rekening mee dat tijdens de inbedrijfstelling toeganke-
lijkheid van de besturingselectronica noodzakelijk is.
Aansluitingen
In schema 7.1 wordt een overzicht gegeven welke onderdelen
waar kunnen (of moeten) worden aangesloten.
Volg de detailschema's voor het aansluiten van de bedrading.
- De voedingsspanning en de stuurmachine worden aange-
sloten met 6,3 mm faston kabelschoenen.
- De andere aansluitingen zijn voorzien van losneembare aan-
sluitblokken.
- Op de aansluiting rechtsonder wordt niets aangesloten. Deze
dient voor systeem-diagnose en voor systeem-update.
Follow-Up Besturing
Follow-Up Besturing