Kühlsystem - Iseki TM3160 Notice D'emploi

LUBRIFICATION & ENTRETIEN PÉRIODIQUE - SCHMIERUNG & REGELMÄSSIGE WARTUNG -
KÜHLSYSTEM
ACHTUNG: Kühlerverschluss NIEMALS bei
heißem Motor abschrauben. Nach dem
Abkühlen des Motors den Kühlerverschluss
langsam aufschrauben, um den Druck so
abzulassen. Erst dann kann der Verschluss
sicher abgezogen werden.
ABB. 81: Das Kühlsystem wird im Werk zum Schutz v on
Motor und Kühler mit Frostschutzmittel v ersehen, das bis –
34°C (-30° F) ein Einfrieren v erhindert. Der Kühlmittelstand
sollte bis 12 mm (1/2 Zoll) unter den Einfüllstutzen (1)
reichen. Das Kühlmittel zum Schutz vor Frost einmal jährlich
kontrollieren.
HINWEIS: Nach dem Nachfüllen von Kühlmittel den Motor
anlassen und auf Betriebstemper atur bring en,
damit sich das Kühlmittel gut vermischt.
Überprüfen Sie den Zustand der Schläuche,
Klemmen re gelmäßig und ziehen Sie diese wie erforderlich
nach oder ersetzen Sie sie.
Kühler, Kühlergehäuse und Belüftungsschlitze v
Fremdkörpern freihalten, um eine maximale Kühlleistung zu
gewährleisten.
WICHTIG: Vorsicht beim Reinig en des Kühler
Beschädigungen an den Kühlerlamellen zu
vermeiden.
ABB. 82: Der Ablasshahn (2) dient zum
Kühlmittels aus Zylinderblock und Kühler . Er bef indet sich
auf der rechten Seite des Motors. Das Kühlmittel bei
Verunreinigungen durch Rost oder Ablagerungen wechseln.
Durch Öffnung des Kühlerverschlusses läuft das Kühl wasser
schneller ab.
HINWEIS: Vor dem Einfüllen des neuen Kühlmittels den
Kühler und den Motorbloc
Wasser ausspülen.
Wird bei Temperaturen unter dem Gefrierpunkt k
ausreichender Frostschutz eingefüllt, muss das Kühlsystem
abgelassen werden, um Schäden durch Einfrieren zu
vermeiden.
ABB. 83: Eine k orrekte Riemenspannung g arantiert einen
guten Luftumlauf entlang Motorblock und Kühler
Spannung ist k orrekt, wenn sich der Riemen an der mit „X"
gekennzeichneten Stelle in der Mitte um etw a 12 mm (1/2
Zoll) eindrücken lässt.
ACHTUNG: Aufgrund der Position des
Auspuffs die
abgekühltem Motor überprüfen oder einstellen.
Riemen und
s, um
Ablassen des
k mit sauber em
Riemenspannung nur
SMERING EN REGELMATIG ONDERHOUD
KOELSYSTEEM
OPGELET:
radiatordop als de motor nog warm is. Nadat de
motor afgekoeld is, draait u de dop langzaam
los om de druk te laten ontsnappen. Dan kan u
de dop veilig verwijderen.
FIG. 81: Het koelsysteem wordt in de fabriek gevuld met een
antivriesoplossing om de motor en de radiator te beschermen
tegen temperaturen tot –34°C (-30°F). Het peil v
koelvloeistof moet altijd tot op 12 mm (1/2") onder de hals
van de vulopening (1) reik en. Controleer de k oelvloeistof
jaarlijks als voorzorgsmaatregel tegen bevriezing.
NOOT: Nadat u de k oelvloeistof heeft bijg evuld, start u de
motor en laat u hem dr
opgewarmd zodat de k
mengen.
Controleer regelmatig de toestand van de slangen, de riem en
de klemmen en maak ze weer vast of vervang ze indien nodig.
Zorg ervoor dat de radiator, de radiatorroosters en de roosters
on in de motorkap altijd schoon zijn om een maximale koeling te
garanderen.
BELANGRIJK: Ga voorzichtig te werk bij het sc hoonmaken
FIG. 82: De aftapkraan (2) tapt de k
cilinderblok en de radiator af. De aftapkraan bevindt zich aan
de rechterkant v an de motor . Ververs de k oelvloeistof als er
roest of bezinksel in zit. Door de radiatordop los te schroe ven,
bevordert u het aftappen.
NOOT: Vooraleer u nieuwe k oelvloeistof in het systeem giet,
spoelt u de binnenkant van de r
motorblok met zuiver water.
Als het k oelsysteem on voldoende of ongeschikte
koelvloeistof be vat om de motor en de radiator te
ein vrieskou te beschermen, dient u de radiator en de motor af te
tappen als vriesweer wordt verwacht.
FIG. 83: Een juiste spanning op de v entilatorriem zorgt voor
een geschikte k oele luchtstroom door het cilinderblok en de
radiator. De spanning is correct als de doorb
. Die riem ongeveer 12 mm (1/2") bedraagt als u met de duim in het
midden van de riem duwt ("x" op de tek ening).
OPGELET: Door de plaatsing van de uitlaat
wacht u best tot deze afgekoeld is vooraleer u de
spanning van de ventilatorriem controleert of
bei afstelt.
VERWIJDER
aaien tot hij voldoende is
oelvloeistof behoorlijk kan
van de r adiator zodat u de r adiatorlamellen
niet beschadigt.
oelvloeistof uit het
NOOIT de
an de
adiator en het
gen de
uiging v an de
139