nederlands
7. Elektrische aansluiting
Voor het verwijderen van de deksel van
de klemmenkast en voor demontage van
de pomp moet de stroom worden
uitgeschakeld.
De elektrische aansluiting moet door een gekwali-
ficeerd elektriciën uitgevoerd worden. De aansluiting
moet
conform
de
plaatselijke
geschieden.
De pomp moet afgezekerd worden en moet voorzien
zijn van een werkschakelaar. De elektrische gegevens
op het typenplaatje moeten met de gegevens van het
elektriciteitsnet
overeenstemmen.
motoren moeten door een motorbeveiligings-
schakelaar beveiligd worden.
De motoren zijn voorzien van klixon (WSK 150 °C),
welke in combinatie met een motorbeveiligings-
moduul een optimale motorbeveiliging biedt. De
positie van de klemmenkast kan telkens 90° gedraaid
worden na demontage van de motorbevestigings-
schroeven. De motor aansluiten conform schema in
de klemmenkast. Bij dubbelpompen de motoren
apart aansluiten.
Deksel klemmenkast vóór het inbedrijf
stellen correct monteren!
Aansluitschema
voor directe schakeling
Let op:
De schakeling van de
motor mag alleen volgens
de op het motorplaatje
aangegeven schakelwijze
voor directe inschakeling
aangesloten worden!
Schakelschema
voor Y/Δ-schakeling
Let op:
De motor moet voor Y/Δ
schakeling geschikt zijn.
Zie motorplaatje
58
voorschriften
Draaistroom-
Y-schakeling
Δ-schakeling
8. Frequentieregeling
Alle draaistroommotoren kunnen aan een frequentie-
omvormer aangesloten worden.
Al naar gelang het type frequentieomvormer
Let op
kan meer motorgeluid optreden. Bovendien
kan de motor bij het gebruik van een externe
frequentieomvormer
spanningspieken blootgesteld worden.
Daaruit resulterende storingen, d.w.z. zowel geruis
als schadelijke spanningspieken, laten zich door het
inbouwen van een LC filter tussen de frequentie-
omvormer en de motor minimaliseren.
Er mag alleen afgeschermde kabel gebruikt worden;
indien mogelijk moet de klixon aan de omvormer
aangesloten worden.
De minimale, toelaatbare frequentie bedraagt 25%.
Voor verdere informatie de fabrikant van de frequentie-
omvormer raadplegen.
9. In bedrijf nemen
De installatie moet vakkundig gevuld en
Let op
ontlucht zijn. De pomp alleen met gevulde
installatie in bedrijf nemen.
9.1 Vullen van de installatie.
Bij gesloten en open installaties met voordruk aan
de zuigzijde van de pomp:
– De afsluiter aan de perszijde van de pomp sluiten
en ontluchtingsschroef (LV) van de pomp openen.
Controleer, of het naar buiten komend
Let op
medium geen schade aan personen, motor
of andere componenten kan veroorzaken.
Bij installaties met een heet medium
opletten voor verbrandingsgevaar.
Ontluchtingsschroef (LV)
LV
– Afsluiter aan zuigzijde langzaam openen totdat
het medium naar buiten komt.
– Ontluchtingsschroef vastdraaien en afsluiters
geheel openen.
Volgorde bij open systemen, waar het medium-
niveau onder de pomp ligt:
De zuigleiding en de pomp moeten met het
Opmerking
medium gevuld en ontlucht worden vóór
de pomp in bedrijf wordt genomen.
– Afsluiter aan de perszijde van de pomp sluiten
en aan de zuigzijde helemaal openen.
– Ontluchtingsschroef (LV) losdraaien.
– Daarna een van de pluggen in de pomphuisflens
verwijderen (afhankelijk van de inbouw van de
pomp, dient de stop altijd hoger te liggen dan LV)
– Pomp vullen via de vulopening, totdat de
zuigleiding en de pomp totaal gevuld zijn.
– Plug en ontluchtingsschroef weer vastdraaien.
aan
schadelijke
LV