b) Controleren van de rijfunctie
Wanneer u de bedienhendel voor de
rijfunctie (zie afbeelding 1, pos. 4) tot aan
de aanslag in de richting van de greep trekt,
moet het model versnellen (zie afbeelding
15, schets A).
Wordt de bedienhendel naar voren gedrukt,
moet het model worden afgeremd, resp.
omschakelen naar achteruit rijden (zie
afbeelding 15, schets B).
Indien de rijfunctie tegenovergesteld reageert op de stuurrichting van de zender, kan dat zonder problemen
worden omgeprogrammeerd. De juiste werkwijze leest u in het hierna volgende deel „Programmeren van
de afstandsbediening" onder het hoofdstuk „Servo-omkeerfunctie (REV)".
c) Controleren van de schakelfunctie
Wanneer u de bedienschakelaar voor kanaal 3 (zie afbeelding 1, pos. 3) indrukt,
moet de op ontvangeruitgang 3 (CH3) aangesloten servo van de ene eindstand
naar de andere lopen.
De overeenkomstige draairichting en -hoek kunnen later bij het programmeren
van de afstandsbediening individueel worden ingesteld.
118
Afb. 15
Afb. 16