e) Instelling van de remwerking (ABS)
Met de ABS-functie kunt u het remgedrag van uw modelauto
optimaliseren. Daarbij wordt de servo voor de rijfunctie (CH2) bij het
remmen elektronisch afgesteld om het blokkeren van de wielen te
vermijden.
In de remstand slingert de servohendel dan licht heen en weer om zo
de rem los te maken en opnieuw in te drukken (zie afbeelding 26).
Vooral bij het remmen in bochten wordt zo het ondersturen vermeden.
De afstelling van de servo kan naar keuze met lage, middelmatige
en snelle snelheid gebeuren. De optimale instelling hangt van veel
factoren af en kan enkel door praktische rijtests worden bepaald.
Als bij de ABS-instelling in combinatie met elektronische rijregelaars
defecten optreden, dan sluit u in de plaats van de regelaar een servo
op kanaal 2 (CH2) van de ontvanger aan en controleert u de conrrecte
ABS-functie van de afstandsbediening.
Verdere informatie hierover kunt u indien nodig in de documenten
over de rijregelaar vinden.
Instellen van de ABS functie
Schakel de zender in. Op het LCD-scherm van de zender verschijnt de
bedrijfsaanduiding.
Druk op de Enter-toets om naar het programmeermenu te gaan. Het menupunt
voor de selectie van het modelgeheugen (MDL) wordt weergegeven.
Met de cursor-toets (omhoog/omlaag) kunt u het menupunt voor de ABS-
functie (ABS) oproepen.
Roep met de enter-toets het menupunt op. Op de display verschijnt kanaal 2
(CH2) voor de rijfunctie en de af fabriek ingestelde, resp. laatst
geprogrammeerde ABS-waarde.
Met de cursor-toets (omhoog/omlaag) kunt u nu tussen de waarden
omschakelen:
„OFF" = uit
„SLW" = langzaam (slow)
„NOR" = normaal
„FST" = snel (fast)
Voor het opslaan van de ingestelde waarde drukt u op de enter-toets.
Met de ESC-toets kunt u het programmeermenu opnieuw verlaten, resp. naar
de bedrijfsweergave terugschakelen.
126
ABS
CH
OFF
ABS
CH
SLW
ABS
CH
NOR
ABS
CH
FST
ABS
Afb. 26
Afb. 27