De endoscoop terugtrekken 8
Verzeker u ervan dat de hendel in de neutrale stand staat wanneer u de endoscoop terughaalt.
Trek de endoscoop langzaam terug terwijl u naar het livebeeld op het weergaveapparaat kijkt.
4.5. Na gebruik
Visuele controle 9
Onderzoek de endoscoop op tekenen van beschadiging van het buigstuk, de lens of het
inbrengsnoer. Als op grond van het onderzoek corrigerende maatregelen nodig zijn, voert u
deze uit in overeenstemming met de plaatselijke ziekenhuisprocedures.
Verbinding verbreken 10
Verbreek de verbinding tussen de endoscoop en het Ambu-weergaveapparaat.
Afvalverwerking 11
Gooi de endoscoop, een hulpmiddel voor eenmalig gebruik, weg. Na gebruik wordt de
endoscoop als verontreinigd beschouwd en dient deze te worden afgevoerd in overeenstemming
met de plaatselijke richtlijnen voor de inzameling van verontreinigde medische hulpmiddelen
met elektronische onderdelen.
5. Technische productspecificaties
5.1. Toegepaste normen
De werking van de endoscoop voldoet aan:
– EN 60601-1 Medische elektrische hulpmiddelen – Deel 1: Algemene vereisten voor basisveilig-
heid en essentiële prestaties.
– EN 60601-2-18 Medische elektrische hulpmiddelen – Deel 2-18: Bijzondere vereisten voor de
basisveiligheid en essentiële prestaties van endoscopische instrumenten.
5.2. Specificaties van de endoscoop
Inbrengsnoer
Buigstuk
1
[°]
Diameter van het inbrengsnoer [mm, (")]
Maximale diameter van ingebracht deel [mm, (")]
Minimale maat tracheotomiecanule
(binnendiam.) [mm]
Werklengte [mm, (")]
Opslag
Temperatuur
[°C, (°F)]
2
Relatieve vochtigheid [%]
Atmosferische druk [kPa]
Transport
Temperatuur [°C, (°F)]
Relatieve vochtigheid [%]
Atmosferische druk [kPa]
aScope 4 RhinoLaryngo Slim
130
,130
3,0 (0,12)
3,5 (0,14)
6,0
300 (11,8)
aScope 4 RhinoLaryngo Slim
10 – 25 (50 – 77)
10 – 85
50 – 106
aScope 4 RhinoLaryngo Slim
-10 – 55 (14 – 131)
10 – 95
50 – 106
119