Bij storingen die op het display worden weergegeven
als volgt te werk gaan:
Storingsindicatie als cijfercode
Bij een storingsindicatie met cijfercode de storing
(het apparaat) eerst terugzetten:
a De programmaschakelaar op "0" zetten.
b Wacht tot het display is uitgeschakeld.
c De programmaschakelaar op het vorige pro-
gramma zetten.
Pas als de fout opnieuw optreedt, de desbetref-
fende remedies in de opgegeven volgorde uit-
Stoelschakelaar open!
Gaspedaal loslaten!
Geen rijrichting!
Accu ontladen!
Accuspanning ontoelaatbaar!
Schoonwaterreservoir leeg!
Borsteldruk niet bereikt!
Vuil water vol!
Rem defect!
Rijmotor te heet! Afkoelfase
Claxon defect!
Kop CPU te heet! Afkoelfase
Borstelaandrijving overbelast!
Geen rijrichting!
Het apparaat kan niet gestart worden 1. De accustekker erin steken.
De waterhoeveelheid is onvoldoende 1. Het vulniveau van het verse water controleren, eventueel het reservoir volledig vullen zodat de lucht eruit wordt geperst.
De zuigcapaciteit is te gering
Het reinigingsresultaat is onvoldoen-
de
De borstels draaien niet
Het optionele zwaailicht en/of de wer-
klamp branden niet
Fout K1/109
Storingen weergegeven op het display
voeren. De programmakeuzeschakelaar moet op
"0" staan en de intelligente sleutel moet verwij-
derd zijn.
d Als de fout niet kan worden verholpen, met de
klantenservice contact opnemen en de foutmel-
ding vermelden.
Storingsindicatie als tekst
a De aanwijzingen op het display uitvoeren.
b De storing door het indrukken van de infoknop
bevestigen.
1. Het gaspedaal ontlasten.
2. De bestuurdersstoel instellen op het juiste lichaamsgewicht.
3. De bestuurdersstoel kort ontlasten zodat de besturing de functie van de stoelschakelaar kan controleren.
4. De bestuurdersstoel volledig belasten.
1. Het gaspedaal loslaten.
1. Contacteer de Klantenservice.
1. De accu laden.
1. Contacteer de Klantenservice
1. Het verswaterreservoir bijvullen.
1. De borstels op slijtage controleren, indien nodig vervangen.
2. De reinigingskop op werking controleren: neerlaten, optillen.
1. Leeg het vuilwaterreservoir.
1. Niet meer met het apparaat rijden.
2. Contacteer de Klantenservice
1. De veiligheidsschakelaar op "0" zetten.
2. Het apparaat minstens 15 minuten laten afkoelen.
3. Bij herhaling contact opnemen met de klantenservice
1. Contacteer de Klantenservice.
1. De veiligheidsschakelaar op "0" zetten.
2. De besturing minstens 5 minuten laten afkoelen.
3. Bij ruwe bodem de borsteldruk duidelijk verlagen.
4. Bij herhaling contact opnemen met de klantenservice.
1. De borsteldruk verminderen.
2. Controleren of vreemde voorwerpen (bijv. pakketband, stukken hout) de borstels blokkeren.
1. Het apparaat uitschakelen.
2. De rijrichtingsschakelaar enkele keren heen en weer schuiven.
3. Het apparaat inschakelen.
4. Contact opnemen met de klantenservice als de fout blijft bestaan.
Storingen zonder weergave op het display
2. Alleen bij Li-ionbatterij: Op de aan/uit-toets aan de onderkant van het aparte display drukken.
3. De veiligheidsschakelaar op "1" zetten.
4. De intelligente sleutel erin steken.
5. De zekering F1 controleren, indien nodig vervangen (zie hoofdstuk Zekeringen vervangen).
6. De accu's controleren, eventueel opladen.
2. De slangen op verstopping controleren, eventueel reinigen.
3. Het filter schoon water verwijderen en reinigen.
4. De kogelkraan schoon water openen.
1. Het deksel aan de afvoerslang van vuil water sluiten.
2. De afdichtingen tussen het vuilwaterreservoir en de deksel reinigen en op dichtheid controleren, eventueel vervangen.
3. Het turbinefilter reinigen.
4. De zuiglippen van de zuigbalk reinigen, eventueel vervangen.
5. De zuigslang op verstopping controleren eventueel reinigen.
6. De aanzuigslang op dichtheid controleren, eventueel reinigen.
7. De instelling van de zuigbalk controleren.
1. Stel voor de reinigingstaak het passende reinigingsprogramma in.
2. Gebruik passende borstels voor de reinigingstaak.
3. Gebruik een passend reinigingsmiddel voor de reinigingstaak.
4. De snelheid reduceren.
5. Stel de contactdruk in.
6. Stel de schraperlippen in.
7. De borstels op slijtage controleren, eventueel vervangen.
8. Controleer de wateruitvoer.
1. De aanpersdruk verminderen.
2. Controleren of een vreemd voorwerp de borstels blokkeert, eventueel het voorwerp verwijderen.
1. De zekering F3 controleren, indien nodig vervangen (zie hoofdstuk Zekeringen vervangen).
1. Het apparaat uitschakelen.
2. Een minuut wachten.
3. Het apparaat weer inschakelen.
Nederlands
Instructie
Storingsmeldingen die niet in de volgende tabel zijn ver-
meld, geven storingen aan die niet door de bediener
kunnen worden verholpen. Neem in dit geval met de
klantenservice contact op.
83