Zuigbalk monteren
1. Beide klemhendels naar boven zwenken.
Afbeelding AC
Zuigslang
1
Zuigbalkophanging
2
Klemhendel
3
Zuigbalk
4
Zuiglip met spanband
5
2. De zuigbalk in de zuigbalkophanging plaatsen.
3. Beide klemhendels naar beneden zwenken.
Werking
GEVAAR
Vallende voorwerpen
Gevaar voor letsel
In gebieden waar het bedieningspersoneel geraakt kan
worden door vallende voorwerpen, mag het apparaat
niet zonder beschermdak worden gebruikt.
LET OP
Gevaarlijke situatie tijdens bedrijf
Gevaar voor letsel
Zet bij gevaar de veiligheidsschakelaar in de stand "0".
Het apparaat inschakelen
1. Op de bestuurdersplaats plaats nemen.
2. De intelligente sleutel erin steken.
3. Alleen bij Li-ionbatterij: Op de aan/uit-toets aan
de onderkant van het aparte display drukken.
4. De veiligheidsschakelaar op "1" zetten.
5. De programmaschakelaar op de gewenste functie
draaien.
6. Als op het display een van de onderstaande indica-
ties verschijnt, dan de voet van het gaspedaal ne-
men, de veiligheidsschakelaar op "0" zetten en de
nodige onderhoudswerkzaamheden uitvoeren.
Display
Handeling
Onderhoud zuig-
De zuigbalk reinigen.
balk
Onderhoud bor-
De borstels op slijtage controleren
stelkop
en reinigen.
Onderhoud zuig-
De zuiglipppen op slijtage en in-
strips
stelling controleren.
Onderhoud turbi-
De turbinebeschermzeef reinigen.
nezeef
Onderhoud schoon
Het filter verswater reinigen.
w. Filter
7. Op de infoknop drukken.
8. De teller voor het onderhoud terugzetten (zie "Grijze
intelligente sleutel/onderhoudsteller terugzetten").
Instructie
Als de teller niet wordt teruggezet, verschijnt de onder-
houdsindicator telkens bij het inschakelen van het ap-
paraat opnieuw.
Parkeerrem controleren
GEVAAR
Levensgevaar door defecte parkeerrem!
Het apparaat kan ongecontroleerd gaan rollen als de
parkeerrem niet goed werkt.
Controleer vóór elk gebruik de werking van de parkeer-
rem op een vlakke ondergrond.
1. Het apparaat inschakelen.
2. De rijrichtingsschakelaar op "vooruit" zetten.
3. Zet de programmaschakelaar op transport.
4. Het gaspedaal licht intrappen.
De rem moet hoorbaar ontgrendelen. Het apparaat
moet op effen terrein vlot wegrollen.
5. Het gaspedaal loslaten.
De rem moet hoorbaar vergrendelen.
Als de parkeerrem niet vergrendelt, het apparaat buiten
gebruik stellen, beveiligen tegen ongecontroleerd rollen
en contact opnemen met de klantenservice.
Voetrem controleren
GEVAAR
Gevaar voor ongevallen door defecte voetrem!
Het apparaat kan ongecontroleerd gaan rollen als de
voetrem niet goed werkt.
Controleer vóór elk gebruik de werking van de voetrem.
1. Het apparaat inschakelen.
2. De rijrichtingsschakelaar op "vooruit" zetten.
3. Zet de programmaschakelaar op transport.
4. Het gaspedaal intrappen.
5. Tijdens het rijden uw voet van het gaspedaal halen
en de voetrem intrappen.
Het apparaat moet merkbaar vertragen.
Is dit niet het geval, stel het apparaat dan buiten bedrijf
en bel de klantenservice.
78
Rijden
GEVAAR
Geen remwerking
Gevaar voor ongevallen
Voordat u het apparaat gebruikt absoluut de werking
van de parkeerrem controleren. Gebruik het apparaat in
geen geval als de parkeerrem niet werkt.
GEVAAR
Geen remwerking tijdens bedrijf
Als het apparaat tijdens het gebruik geen remwerking
meer heeft, ga dan als volgt te werk:
Als het apparaat op een helling van meer dan 2% bij het
loslaten van het gaspedaal niet tot stilstand komt, mag
u om veiligheidsredenen de veiligheidsschakelaar al-
leen op "0" zetten als u de correcte mechanische wer-
king van de parkeerrem vóór de ingebruikneming van
het apparaat hebt gecontroleerd.
Stel het apparaat na het bereiken van de stilstand buiten
bedrijf en bel de klantenservice.
Neem de onderhoudsvoorschriften voor remmen in
acht.
GEVAAR
Onvoorzichtig rijden
Kantelgevaar
Rijd in de rijrichting alleen op hellingen tot maximaal
15% (variant RI) en 10% (variant RI Combo). Hellingen
dwars op de rijrichting tot maximaal 15 %.
Draai niet op hellingen.
Rijd langzaam door bochten en op natte ondergrond.
Rijd met het apparaat uitsluitend op verharde onder-
grond.
Uitzwenkende veeginstallatie voor Combo-variant
Verhoogd gevaar voor ongevallen
Wees zeer voorzichtig bij het achteruitrijden.
Houd bij het sturen rekening met het uitzwenken van de
veeginstallatie.
Instructie
De rijrichting kan tijdens het rijden worden gewijzigd. Zo
kunnen bijv. door het meermaals vooruit- en terugrijden
heel matte plaatsen worden gepolijst.
1. De zitpositie innemen.
2. De intelligente sleutel erin steken.
3. De programmaschakelaar op "Transportrit" zetten.
4. De rijrichting met de rijrichtingsschakelaar aan het
bedieningspaneel instellen.
5. De rijsnelheid door het indrukken van het gaspedaal
bepalen.
6. Het gaspedaal loslaten.
Het apparaat stopt.
Bij overbelasting wordt de rijmotor uitgeschakeld. Op
het display verschijnt een storingsmelding. Bij overver-
hitting van de besturing wordt het betreffende aggregaat
uitgeschakeld.
7. Het apparaat minstens 15 minuten laten afkoelen.
8. De programmaschakelaar op "0" zetten, kort wach-
ten en op het gewenste programma zetten.
Bestuurdersstoel instellen
Afbeelding W
3-traps gewichtsinstelling 60-120 kg
1
Hoekverstelling rugleuning 3° naar voren en 13°
2
naar achteren
Zitlengteverstelling
3
1. De hendel voor de stoelverstelling bedienen.
2. De stoel in de gewenste stand zetten.
3. De hendel voor de stoelverstelling loslaten.
Stuurwiel instellen
1. De vleugelmoeren voor het verstellen van het stuur-
wiel losdraaien.
2. Het stuurwiel positioneren.
3. De vleugelmoeren vastdraaien.
Pluizenzeef controleren
LET OP
Beschadiging van de zuigturbines!
Door te werken zonder pluizenzeef kan de zuigturbine
beschadigd raken.
Gebruik het apparaat niet zonder de pluizenzeef.
1. Voordat het apparaat in gebruik wordt genomen
moet de pluizenzeef op de volgende punten worden
gecontroleerd:
Is het aanwezig?
Is het in een bruikbare staat?
Is het correct gemonteerd?
Afbeelding CA
Pluizenzeef
1
2. Een beschadigde pluizenzeef vervangen.
Nederlands
Apparaat duwen
1. De parkeerrem loszetten door de hendel weg te
trekken.
Instructie
Er moet voortdurend aan de hendel worden getrokken.
GEVAAR
Gevaar voor letsel door rollend apparaat!
De parkeerrem kan alleen in gebukte houding in de ge-
varenzone worden gelost.
Gebruik een voorwerp om de hendel permanent aange-
trokken te houden en ga onmiddellijk na het lossen van
de parkeerrem weg uit de gevarenzone.
Afbeelding BY
Hendel parkeerrem
1
2. Duw het apparaat.
3. De parkeerrem vastzetten door de hendel los te la-
ten.
Verswater bijvullen
Verswater bijvullen
1. Het deksel van het verswaterreservoir openen.
2. De verswaterslang bevestigen met de klem.
3. Het verswater (maximaal 60 °C) tot ca. 5 cm onder
de vultrechter vullen.
Instructie
Vóór de eerste ingebruikneming het verswaterreservoir
volledig vullen om het waterleidingsysteem te ontluch-
ten.
4. Het deksel van de verswatertank sluiten.
Verswater bijvullen met automatisch vulsysteem
schoonwaterreservoir (optie)
Instructie
Wij raden u aan een slang te gebruiken met een
Aquastop-koppeling aan de apparaatzijde. Dit minimali-
seert het uitspatten van water bij het loskoppelen na het
vullen.
1. De waterslang verbinden met het automatische vul-
systeem.
2. De watertoevoer (max. 60 °C, max. 10 bar) openen.
3. Het vullen bewaken, het automatische vulsysteem
onderbreekt de watertoevoer als het schoonwater-
reservoir vol is.
4. De watertoevoer sluiten.
5. De waterslang verwijderen.
Reinigingsmiddel vullen
Aanwijzingen over reinigingsmiddelen
WAARSCHUWING
Gevaar voor beschadiging van het apparaat!
Bij gebruik van ongeschikte reinigingsmiddelen kan het
apparaat beschadigd raken.
Gebruik alleen aanbevolen reinigingsmiddelen. Voor
andere reinigingsmiddelen is de exploitant het verhoog-
de risico met betrekking tot de bedrijfsveiligheid en het
gevaar voor ongevallen.
Gebruik alleen reinigingsmiddelen die vrij zijn van op-
losmiddelen, zout- en fluorwaterstofzuur.
Neem de veiligheidsaanwijzingen op de reinigingsmid-
delen in acht.
Instructie
Gebruik geen sterk schuimende reinigingsmiddelen.
Aanbevolen reinigingsmiddelen
Toepassing
Onderhoudsreiniging van alle water-
bestendige vloeren
Onderhoudsreiniging met verzor-
gingscomponenten
Onderhoudsreiniging en basisreini-
ging van industriële ondergronden
Onderhoudsreiniging van glanzende
ondergronden
Onderhoudsreiniging en basisreini-
ging van stenen tegels
Onderhoudsreiniging en basisreini-
ging van zuurbestendige ondergron-
den
Reiniging en desinfectie
Basisreiniging van alle alkalibesten-
dige vloerbedekkingen
Basisreiniging en decoating van al-
kaligevoelige vloeren
Reinigingsmid-
delen
CA 50 C
RM 756
RM 746
RM 780
RM 69
RM 755
RM 753
RM 751
RM 732
RM 752
RM 754