Télécharger Imprimer la page

Pommier A5441 Mode D'emploi page 126

Publicité

Les langues disponibles
  • FR

Les langues disponibles

  • FRANÇAIS, page 3
3. MONTAGEVOORWAARDEN
VOERTUIG
De onderrijbeveiliging aan de achterkant moet op elk voertuig worden geplaatst dat aan een van de volgende
criteria voldoet:
- Voertuig uit categorie *M, N1, N2, N3 of O1, O2, O3, O4.
- Maximaal totaalgewicht van het voertuig: elk brutogewicht.
- De minimale stijfheid van een langsligger + hulpframe en de elasticiteitsgrens van het materiaal moeten voldoen
aan een van de volgende formules overeenkomstig het brutogewicht van het voertuig (in ton):
• 0 < brutogewicht < 21,6 t: I/v (mm³). Re (MPa) ≥ 7583,33 x brutogewicht (t).
• Brutogewicht ≥ 21,6 t: I/v (mm³). Re (MPa) ≥ 163 800 N.m.
De onderrijbeveiligingsstang moet worden geplaatst in overeenstemming met de richtlijnen voor carrosseriemontage
van de fabrikanten en reglement R58-03.
De onderrijbeveiliging moet zo worden geplaatst dat de bodemspeling van het onderste gedeelte van het OBS-
profiel in acht wordt genomen (meting uitgevoerd in onbeladen en startklare toestand), overeenkomstig de
volgende gevallen:
Voor voertuigen uit categorie* N2 > 8 t, N3, O3 en O4:
-
o
Hydraulische, hydropneumatische vering: G ≤ 450 mm (zie fig. 1) of een afloophoek van niet meer dan
8° met een maximum bij 550 mm.
o
Andere veringen: G ≤ 500 mm (zie fig. 1) of een afloophoek van niet meer dan 8° met een maximum bij
550 mm.
Voor voertuigen uit categorie* M, N1, N2 ≤ 8 t, O1 en O2:
-
De onderrijbeveiliging moet zo worden geplaatst dat maat G ≤ 550 in acht wordt genomen (zie figuur 1).
Voor voertuigen van type G*:
-
o De bovenstaande voorwaarden of een afloophoek van niet meer dan 10° voor categorieën M1G en N1G.
o De bovenstaande voorwaarden of een afloophoek van niet meer dan 20° voor categorieën M2G en N2G.
o De bovenstaande voorwaarden of een afloophoek van niet meer dan 25° voor categorieën M3G en N3G.
• De onderrijbeveiliging moet zo worden geplaatst dat maat P max. in acht wordt genomen naar gelang van de volgende
gevallen:
Maximale vervorming onder belasting tijdens de
O1, O2, M, N1, N2 ≤ 8 t (P max.)
N2 > 8 t, N3, O3 en O4 met hoogwerker of
kiepende aanhangwagen (P max.)
De plaats van de koppelinrichting wordt bepaald door norm ISO 11407; de drager beantwoordt aan één van de 3
gedefinieerde klassen, namelijk 1400, 1600 of 1900, dat wil zeggen de afmeting tussen de as van de haak en de
achterkant van de drager met een tolerantie van +0 - 100 mm.
De hoogte van de dissel ten opzichte van de grond bedraagt 380 mm ± 25.
Het trekkende voertuig moet zo zijn ontworpen dat geen van de elementen van de trekker en de aanhangwagen,
behalve de elementen die de koppeling vormen, met elkaar in contact kunnen komen zolang de hellingshoek van de
aanhangwagen ten opzichte van het voertuig niet meer dan 6° bedraagt.
Tijdens het manoeuvreren moet de draaihoek aan weerszijden van het langsvlak van het trekkende voertuig 90°
kunnen bereiken en moet de hellingshoek kunnen variëren van 0° tot 6° (zie figuur 1).
*Zie richtlijn 2007/46/EEG voor de bepaling van de voertuigcategorieën.
Voertuigcategorie
proef
O3 en O4 (P max.)
Maat P max.,
Soort plaat
Lage plaat
81
400-81 = 319
400-105 = 295
300
200
tabel 20
Hoge plaat
105
295
195
126/143

Publicité

loading

Produits Connexes pour Pommier A5441