C – 27 cm
Draadafstand in doorgangen.
Een doorgang verbindt
meerdere maaivlakken of overbrugt
vernauwingen. (
12.9)
Afstand tussen een hindernis en
de begrenzingsdraad.
De robotmaaier moet volledig binnen het
maaivlak rijden en mag de hindernis niet
aanraken.
De dubbele afstand C (54 cm, d.w.z. 2
iRuler-lengtes of de breedte van het
apparaat) is de minimale draadafstand in
vernauwingen. (
12.6)
D – 2 cm
Hoogte van hindernissen
meten. De robotmaaier kan
over lage hindernissen als
wegen rijden als het te overwinnen
hoogteverschil niet te hoog is. De stand op
de iRuler is precies deze hoogte.
0478 131 9936 B - NL
≤ 2 cm (bijv. begaanbare wegen,
terrassen):
leg de begrenzingsdraad zonder afstand
tot de hindernis.
Let er bij het onderhoud van de
rand van het gazon op dat de
begrenzingsdraad niet beschadigd
raakt. Installeer de
begrenzingsdraad zo nodig op
enige afstand (2 - 3 cm) van de
rand van het gazon.
> 2 cm:
leg de begrenzingsdraad met afstand C
(27 cm).
Stel desgewenst de snijhoogte zo
in dat de robotmaaier met het
maaiwerk geen hindernissen raakt.
Als de laagste snijhoogte wordt
ingesteld, kan de robotmaaier
alleen hoogteverschillen
overwinnen die lager zijn dan
aangegeven.
12.6 Vernauwingen
Als vernauwingen worden
geïnstalleerd, moet de verplaatste
rit naar het begin (corridor) worden
uitgeschakeld (
11.14) of moeten
zoeklussen worden geïnstalleerd.
(
12.11)
De robotmaaier rijdt automatisch door alle
vernauwingen, zolang de minimale
draadafstand wordt aangehouden. Smalle
gebieden van het maaivlak moeten met
begrenzingsdraad worden afgebakend.
Als er twee maaivlakken door een smal
begaanbaar gedeelte met elkaar zijn
verbonden, kan er een doorgang worden
geïnstalleerd. (
12.9)
315