6
BEDIENINGEN
BEDIENINGEN
6.1
GASHENDEL (A)
De gashendel bevindt zich links van de bestuurder,
naast de zitting.
De hendel moet naar voren worden bewogen om het
motortoerental te verhogen en naar achteren om het
motortoerental te verlagen.
N.B. De motor dient met vol toerental te worden
gebruikt.
6.2
STARTSCHAKELAAR (B)
De startschakelaar bevindt zich links van de
bestuurder, naast de zitting.
De contactsleutel dient rechtsom te worden gedraaid
naar de 'voorverwarming' stand (nr.2) om de
gloeibougies te activeren. Wanneer het oranje
waarschuwingslampje op de lampjes-displaymodule
uitgaat dient de contactsleutel rechtsom te worden
gedraaid naar de 'start' stand (nr.3) om de motor aan
te zetten. Na het starten moet de sleutel worden
losgelaten om automatisch terug te keren naar de
aan-stand (nr.1) voor normale werking.
6.3
MAAICIRCUITDRUK (A)
De machine is voorzien van een drukmeter waarmee
de druk in het maaicilinderaandrijfcircuit kan worden
gecontroleerd. De meter bevindt zich rechts van de
bestuurder op het naar voren gerichte paneel vóór de
hefhendels van de maaieenheden.
N.B. Als de meter meer dan 210 bar aangeeft terwijl
de cilinders draaien maar niet maaien, dan wijst dit
op verkeerde cilinderafstelling.
Als de meter aflezing in de rode zone registreert,
d.w.z. 210+ bar, dan moet de volgende actie worden
ondernomen:
a.
Zorg ervoor dat de onderlinge afstelling tussen
maaicilinder en ondermes juist is.
b.
Vergroot de maaihoogte.
c.
Verminder de voorwaartse snelheid.
d.
Verminder de maaibreedte door een of meer
eenheden uit de werkstand te heffen.
Deze controles moeten altijd in bovenstaande
volgorde worden uitgevoerd.
NL-12
All manuals and user guides at all-guides.com
RANSOMES COMMANDER 3520
VEILIGHEIDS-, BEDIENINGS-
EN ONDERHOUDSHANDLEIDING
Analoge weergave
LCD-weergave