Publicité
Les langues disponibles
Les langues disponibles
6
BEDIENINGEN
6.4
VOORUIT/ACHTERUIT PEDAAL (A)
Neerdrukken van de bovenkant van de pedaal zet de
machine voorwaarts in beweging. Neerdrukken van de
onderkant initieert achterwaartse beweging. Hoe verder
de pedaal wordt ingedrukt, des te sneller rijdt de
machine. De pedaal keert automatisch naar de
vrijstand terug zodra de voetdruk wordt opgeheven.
6.5
TRANSPORT-/WERKSNELHEIDSREGELING (B)
Verschuiving van de hendel naar de voorzijde van de
machine beperkt de voorwaartse snelheid tot de
maximale werksnelheid en activeert het maaicircuit.
Verschuiving van de hendel naar de achterzijde van de
machine inactiveert het maaicircuit en laat de machine
met transportsnelheid rijden. De hendelwerking wordt
geïllustreerd door decalplaatje C.
6.6
PARKEERREM (A)
De remhandhefboom bevindt zich aan de linkerkant
van de stuurkolom en moet voor werking naar
achteren worden bewogen. Om de parkeerrem los te
zetten moet de hefboom naar de voorste stand
worden bewogen. De remmen worden automatisch
geactiveerd wanneer de machine wordt
uitgeschakeld.
6.7
VOORUIT/ACHTERUIT
MAAICILINDERHENDEL (G)
De vooruit/achteruit maaicilinderbedieningshendel
bevindt zich rechts van de bestuurder. De aandrijving
van de maaicilinders wordt geregeld door deze
hendel, die naar voren moet worden bewogen voor
inschakeling van de voorwaartse aandrijving en
normale rotatie voor maaiwerkzaamheden. Beweging
van de hendel naar achteren initieert omkeerrotatie
voor het achteruitdraaien of vrijmaken van de
cilinders. Voor het bereiken van de vrijstand moet de
hendel in de centrale positie worden gezet. De
maaicilinders draaien pas nadat de
maaivoetschakelaar (B) op de linker voetplaat wordt
ingedrukt.
All manuals and user guides at all-guides.com
RANSOMES COMMANDER 3520
VEILIGHEIDS-, BEDIENINGS-
EN ONDERHOUDSHANDLEIDING
NL-13
Publicité
