Bakplaat / Diepe schaal:
Schuif de plaat tussen de geleidestangen van de
inschuifrail.
8.2 Voedselsensor
Voedselsensor- meet de temperatuur binnenin het voedsel. Je kunt het bij elke
verwarmingsfunctie gebruiken.
De oventemperatuur: (minimaal 120 °C).
Ingrediënten moeten op kamertem‐
peratuur zijn.
De oven berekent een geschatte bereidingseindtijd. Dit hangt af van de voedselkwaliteit, de
ingestelde ovenfunctie en de temperatuur.
Gebruik: Voedselsensor
Stap 1
Schakel de oven in.
Stap 2
Selecteer de verwarmfunctie en, indien nodig, de oventemperatuur.
Stap 3
Invoegen: Voedselsensor.
Vlees, gevogelte en vis
Breng het uiteinde van Voedselsensor in het midden
van het vlees, de vis, in het dikste deel indien moge‐
lijk. Zorg ervoor dat ten minste 3/4 van Voedselsen‐
sor binnen in het gerecht zit.
174
NEDERLANDS
Er moeten twee temperaturen worden ingesteld:
Voor de beste kookresultaten:
Niet gebruiken voor vloeibare
gerechten.
De kerntemperatuur.
Tijdens het koken moet het in de schaal
Stoofschotel
Breng het uiteinde van Voedselsensor precies in het mid‐
den van de braadpan. Voedselsensor moet stevig op zijn
plaats blijven tijdens het bakproces. Gebruik een solide
ingrediënt om dit voor elkaar te krijgen. Gebruik de rand
van de ovenschaal voor het ondersteunen van het sili‐
cone handvat van de Voedselsensor. Het uiteinde van
Voedselsensor mag de bodem van een bakplaat niet aan‐
blijven.
raken.