b) Vóór de ingebruikname
• Rol de opgerolde antennedraad van het model tot zijn gehele lengte af. Het gedeelte dat aan de
achterkant uit het model hangt mag niet naar voren gelegd en aan het model bevestigd worden of
afgeknipt worden. De beste ontvangstresultaten worden verkregen wanneer de draad losjes uit
het model hangt en bij het vliegen nagesleept wordt.
• Controleer dat er binnen de reikwijdte van de afstandsbediening geen andere modelbouwproducten
gebruikt worden met hetzelfde afstandsbedieningskanaal (zendfrequentie). Anders kunt u de con-
trole over uw afstandsbediende modellen verliezen! Gebruik steeds verschillende kanalen als u
tegelijkertijd twee of meerdere modelbouwproducten dicht bij elkaar wilt besturen.
• Controleer de technische veiligheid van uw model en het afstandsbedieningssysteem. Let op zicht-
bare schade zoals bv. defecte stekkerverbindingen of beschadigde kabels. Alle beweegbare on-
derdelen van het model moeten gemakkelijk werken, maar mogen geen speling in de lagers verto-
nen.
De op het eerste zicht schuin gemonteerde propeller en motor is geen defect of fabricage-
fout, maar noodzakelijk voor de aërodynamica. Houd hiervoor rekening met hoofdstuk
15. a).
• De vliegaccu die voor het gebruik nodig is en de accu´s die eventueel in de zender geplaatst zijn,
moeten volgens de aanwijzingen van de fabrikant opgeladen worden.
• U mag als stroombron voor de stekkerlader alleen een 230 V/50 Hz stopcontact van het openbare
lichtnet gebruiken. U mag nooit proberen om het apparaat met een andere spanning te gebruiken.
• Als u batterijen voor de stroomvoorziening van de zender gebruikt, moeten deze voldoende rest-
capaciteit hebben (eventueel met een batterijtester controleren). Als de batterijen leeg zijn, moe-
ten steeds alle batterijen vervangen worden, dus nooit aparte batterijen.
• Vóór elk gebruik moeten de instellingen van de trimschuivers van de zender voor de verschillende
stuurrichtingen gecontroleerd en indien nodig aangepast worden.
• Trek voor het gebruik van het model de telescoopantenne van de zender steeds volledig uit omdat
de zender anders een veel kleinere reikwijdte zal hebben en de zendereindtrap te sterk belast
wordt.
• Schakel steeds eerst de zender in. Pas daarna mag de vliegaccu van het model aangesloten wor-
den. In het andere geval kunnen er onvoorspelbare reacties van het modelvliegtuig optreden en
kan de propeller onbedoeld beginnen te draaien!
• Controleer vóór iedere inbedrijfstelling de correcte en stevige montage van de propeller.
• Let er bij de draaiende propeller op dat er geen voorwerpen en lichaamsdelen in het draai- en
aanzuigbereik van de propeller zijn.
123