b) Richtingsroerbeweging instellen
Bij het model zonder rolroer (bestelnr. 230185) wordt het richtingsroer met de rechter
stuurknuppel (zie afb. 2, positie 4) bestuurd.
Bij het model met rolroer (bestelnr. 233770) wordt het richtingsroer met de linker stuur-
knuppel (zie afb. 2, positie 10) bestuurd.
Let op het volgende: De volgende afbeeldingen 17a tot 17c tonen de besturing van het
model met rolroer.
• Stel indien u dit nog niet gedaan heeft eerst
de zender en vervolgens het model in werking.
De trimschuiver voor het richtingsroer moet in
de middenpositie staan. Bij een correcte instel-
ling van de stuurstang vormen het richtings-
roer (1) en het dempingsvlak (2) een recht vlak
(zie afb. 17a).
• Als u de stuurknuppel voor het richtingsroer
van de zender naar links duwt, moet het
richtingsroer (1) ca. 1,5 cm naar links bewegen
(zie afb. 17b).
Door deze stuurbeweging wordt de staart van
het model tijdens het vliegen naar links ge-
duwd. Zo ontstaan er verschillende aan-
stromingen aan de draagvlakken die het mo-
del rond de lengte-as naar links draaien.
• Als u de stuurknuppel voor het richtingsroer
van de zender naar rechts duwt, moet het
richtingsroer (1) ca. 1,5 cm naar rechts bewe-
gen (zie afb. 17c).
Door deze stuurbeweging wordt de staart van
het model tijdens het vliegen naar rechts ge-
duwd. Zo ontstaan er verschillende aan-
stromingen aan de draagvlakken die het mo-
del rond de lengte-as naar rechts draaien.
• Zoals reeds bij het hoogteroer kan ook hier de
beweging van het roer beïnvloed worden door
de keuze van het gat waarin de gaffelkop ge-
stoken wordt.
140
Afb. 17a
Afb. 17b
Afb. 17c