Rp: Instelling Van De Drukval Voor Herstart; Ad: Instelling Adres Voor Onderlinge Verbinding (Niet Voor A.d. M/M 1.1); Eb: Activering Booster (Vooringestelde Waarde 2) (Niet Voor A.d. M/M 1.1); Werking: Weergave En Instellingen Technische Service - DAB ACTIVE DRIVER M/M 1.1 Instructions Pour L'installation Et La Maintenance

Table des Matières

Publicité

Les langues disponibles
  • FR

Les langues disponibles

  • FRANÇAIS, page 24
8.5.5

rP: instelling van de drukval voor herstart.

Drukt, in bar, de drukval uit die de herstart van de pomp veroorzaakt.
rP kan worden ingesteld van een minimum van 0.1 tot een maximum van1.5 bar.
rP is uitgerust met een beperkingsysteem dat afhankelijk is van de combinatie van de waarde SP, zodat er in
ieder geval een minimale herstartdrukwaarde is van 0.3 bar
8.5.6
Ad : Instelling adres voor onderlinge verbinding. (uitgezonderd A.D. M/M 1.1)
Met het systeem ACTIVE DRIVER is het mogelijk drukgroepen te realiseren die bestaan uit twee
elementen die met elkaar communiceren door een onderlinge verbinding via seriële lijn (zie afb.3). Bij
dit installatietype is het noodzakelijk dat de twee eenheden een verschillend identificatieadres (Ad)
hebben.
De toegestane waarden zijn : "- -", 1 en 2:
-
Wanneer "Ad" de waarde "- -" heeft, is de communicatie gedeactiveerd.
-
Wanneer "Ad" de waarde "1" heeft, wordt de ACTIVE DRIVER als secundair benoemd (booster).
-
Wanneer "Ad" de waarde "2" heeft, wordt de ACTIVE DRIVER als primair benoemd (leader).
Let op: bij de instelling van twee onderling verbonden Active Driver met dezelfde "Ad" waarde, zal de
communicatie niet functioneren en kunnen er storingen in de regeling optreden.
Wanneer de communicatie niet functioneert (door een verkeerde instelling van de "Ad" waarde, door
problemen in de bekabeling of door andere oorzaken), zullen de twee Active Drivers 1 werken alsof het
twee geheel onafhankelijke machines betrof, maar zullen ze de onmogelijkheid te communiceren
signaleren door het display te laten knipperen wanneer de statussen "Go" of "Sb" worden
weergegeven.
Wanneer de "Ad" waarden correct zijn ingesteld, worden enkele parameters van de regeling uitgelijnd.
Dit betekent met name dat de secundaire ACTIVE DRIVER een kopie is van de primaire ACTIVE
DRIVER voor wat betreft de volgende waarden:
-
SP : instelling van de setpoint druk.
-
rP : instelling van de drukval voor herstart.
-
Eb : activering van de booster pomp.
-
CM : uitwisselingsmethode.
-
dP : instelling van het drukverschil bij lage stromingwaarden.
-
P1 : instelling set point P1 functie ingang 2.
Opmerking: gedurende de werking kunnen alle parameters van de ACTIVE DRIVER op elk van de
beide machines worden gewijzigd.
Eb : Activering booster (vooringestelde waarde 2). (uitgezonderd A.D. M/M 1.1)
8.5.7
Wanneer twee Active Driver onderling verbonden zijn is het, in het geval een enkele ACTIVE DRIVER niet
in staat is voldoende opbrengst aan de gebruiker te leveren, mogelijk de twee elektropompen tegelijkertijd te
activeren.
Eb = 1 :
De bedrijfsmodus leader-booster is gedeactiveerd, waardoor er slechts één elektropomp tegelijk
actief zal zijn.
Ook indien gedurende de werking de leader elektropomp niet in staat is voldoende opbrengst
aan de gebruiker te leveren, zal de booster elektropomp niet worden ingeschakeld.
Eb = 2 :
De bedrijfsmodus leader-booster is geactiveerd, zodat er 2 elektropompen tegelijkertijd
geactiveerd kunnen worden.
Indien gedurende de werking de leader elektropomp niet in staat is voldoende opbrengst aan de
gebruiker te leveren, zal ook de booster elektropomp worden ingeschakeld. Deze zal op de
maximale frequentie werken, terwijl de leader pomp doorgaat met het moduleren van de
rotatiefrequentie in functie van de gebruiker.
8.6
WERKING : WEERGAVE GEGEVENS EN INSTELLINGEN TECHNISCHE SERVICE
Toegang via toetsen MODE en SET en + voor 5 seconden
8.6.1
tb: instelling van de latente tijd van blokkering bij ontbreken water.
Via de instelling van de latente tijd van blokkering bij ontbreken water selecteert u de tijd (in seconden) die het
ACTIVE DRIVER systeem nodig heeft om het ontbreken van water van de elektropomp te signaleren. Het kan
nuttig zijn deze parameter te veranderen als er een vertraging bekend is tussen het moment waarop de
elektropomp wordt ingeschakeld en het moment waarop de afgifte van vloeistof effectief begint.
8.6.2
GP: instelling van de stijging van de proportionele coëfficiënt PI.
Voor bijna alle systemen is de fabrieksinstelling van parameter GP de optimale instelling. Wanneer er zich
echter regelproblemen voordoen, kan deze instelling worden gewijzigd. Ter indicatie kunnen we stellen dat
bijvoorbeeld de aanwezigheid van grote drukschommelingen of een langzame respons van het systeem op
drukvariaties gecompenseerd kunnen worden door hoge waarden voor Gp. Het optreden van "vibraties" op de
druk (uiterst snelle drukschommelingen rond de set point waarde) kan echter worden toegeschreven aan een te
hoge GP waarde.
NEDERLANDS
82
(ref. Tabel nr.14 pag. 89)

Publicité

Table des Matières
loading

Table des Matières