INSTRUCTIES VOOR HET BEDRIJF VAN DE GROEP
6.
6.1.
Wanneer de groep voor een lange periode buiten bedrijf zal blijven bij een temperatuur lager dan 0 °C, is
het noodzakelijk de groep volledig leeg te maken (afb. 7).
7.
ONDERHOUD
7.1.
Voor demontage van de Active Driver module:
a) de stroomtoevoer afsluiten en enkele minuten wachten;
b) de afsluitkleppen voor en na de module sluiten;
c) het aanwezige water afvoeren via de afvoerdop op de achterzijde van de Active Driver;
d) de aansluitstukken voor en na de module losdraaien en de module verwijderen.
Na de module te hebben teruggeplaatst, de aansluitstukken vastdraaien, de afsluitkleppen openen en de groep vullen zoals
beschreven onder de punten 5.2 a) en b).
De Active Driver moet worden afgesteld volgens de beschrijving in de bijgeleverde gebruiksaanwijzingen.
7.2.
Al onze groepen zijn zowel voor wat betref het elektrische gedeelte als het hydraulische gedeelte aan strenge tests
onderworpen.
Daarom zullen er niet snel storingen in de functionering optreden, zij het niet voor externe of louter toevallige oorzaken.
7.3.
Hieronder vindt u een tabel met enkele suggesties met betrekking tot het repareren van de groep in het geval van
storingen.
STORINGEN
DE GROEP ZUIGT ZICH NIET
VOL.
DE GROEP START NIET.
DE GROEP STOPT NIET.
DE GROEP LEVERT DE
GEVRAAGDE
KARAKTERISTIEKEN NIET.
NEDERLANDS
MOGELIJKE OORZAKEN
1.
Te
kleine
diameter
gebruik van teveel verbindingsstukken,
die bruuske veranderingen van richting
veroorzaken in de aanzuigleiding; sifon
effect.
2.
Aanzuigleiding verstopt.
3.
Lucht in de aanzuigleiding van de groep.
4.
Voetklep verstopt of geblokkeerd.
5.
Watercirculatie tussen de pompen van
de groep.
6.
Afsluitkleppen op de aanzuiging van
iedere pomp gedeeltelijk gesloten.
1.
Te hoge of te lage spanning.
2.
Er is een onjuiste nominale stroomwaarde
ingesteld in de elektropomp.
3.
Circuitonderbreking in de Active Driver.
1.
Grote waterlekken in de installatie.
1.
Er is een groep met te kleine dimensies
gekozen
in
verhouding
karakteristieken van de installatie.
2.
Te hoog waterverbruik ten opzichte van
de capaciteit van de put (groep boven de
waterspiegel) of van het reservoir voor
eerste
opvang
(
groep
waterspiegel of boven de waterspiegel).
3.
Verstopping van één of meerdere
pompen.
4.
Leidingen verstopt.
5.
Voetklep verstopt of geblokkeerd (groep
boven de waterspiegel).
6.
Watercirculatie tussen de pompen van
de groep.
7.
Afsluitkleppen of afzuiging en toevoer
van de pompen gedeeltelijk gesloten.
8.
Lucht in de aanzuigleiding van de groep.
39
aanzuigleiding;
1.
Controleer of de aanzuigleiding correct
geconstrueerd is, volgens de aanwijzingen
uit de paragraaf "Installatie".
2.
Schoonmaken of vervangen.
3.
Controleer, aan de hand van een druktest,
de afdichting van de verbindingsstukken, de
koppelingen en de leidingen.
4.
Schoonmaken of vervangen.
5.
De functionering van de terugslagkleppen
op de aanzuiging van de pompen
controleren.
6.
De kleppen volledig openen.
1.
De spanning controleren.
2.
De juiste stroomwaarde instellen*.
3.
Het punt van onderbreking zoeken.
1.
Controleer
verbindingsstukken, leidingen.
1.
De groep vervangen, raadpleeg de
tot
de
Technische catalogus.
2.
Verhoog de capaciteit van de put of van het
reservoir voor eerste opvang.
onder
de
3.
Demonteren en het pomphuis en de waaiers
schoonmaken
controleren.
4.
Schoonmaken of vervangen.
5.
Schoonmaken of vervangen
6.
De functionering van de terugslagkleppen
op
controleren.
7.
De kleppen volledig openen.
8.
Controleer, aan de hand van een druktest,
de afdichting van de verbindingsstukken, de
koppelingen en de leidingen.
OPLOSSINGEN
koppelingen,
en
de
conditie
de
aanzuiging
van
de
ervan
pompen