d) Zender en ontvangtoestel in gebruik nemen
Voor de ingebruikname van de zender let u op diens gebruiksaanwijzing.
Open het batterijvak van de zender en plaats daar ofwel nieuwe batterijen ofwel volledig opgeladen accu's. Let hierbij
op de juiste polariteit (plus/+ en min/-). Sluit het batterijvak weer.
Schakel de zender in. Controleer de werking van de zender.
Schakel de ontvangstinstallatie in het voertuig via de aan-/uitsch-
akelaar (1) in (schakelaarstand „ON").
e) Fail-safe programmeren
De meegeleverde afstandsbediening beschikt over een geïntegreerde failsafe-functie.
Voor de programmering van de failsafe, let u op de beschrijving in de meegeleverde gebruiksaanwijzing van
de afstandsbediening.
Als u een andere afstandsbediening wilt gebruiken, dan is evt. een afzonderlijke failsafe nodig. Dit moet de
gas-/remservo aansturen.
Om veiligheidsredenen mag de motor tijdens het programmeren van de fail-safe niet lopen!
Schakel de zender en de ontvangervoedingsspanning en controleer de werking van de beide servo's (stuurservo en
gas-/remservo). Schakel vervolgens de zender uit.
Door de ontbrekende stuurimpulsen begint de stuurservo eventueel te trillen. Dit is normaal (indien gewenst kan door
een als optie beschikbare tweede fail-safe ook de stuurservo naar een gedefinieerde positie worden gebracht, bijv.
voor rechtuit rijden).
Stel de fail-safefunctie zo in, dat de gas-/remservo in die stand staat, waarin de rem geactiveerd wordt (max. remver-
mogen). Bij uitvallen van het zendersignaal wordt nu door de fail-safe automatisch het gas naar stationair geregeld,
en de rem ingeschakeld, zodat het voertuig tot stilstand komt.
1
Afbeelding 4
111