12.4.2
Motor starten zonder elektrische
starter (afb. 16)
1. Controleer voor elke start het brandstof- en mo-
toroliepeil (zie paragraaf 10.1 en 10.2). Controleer
of de bougiestekker (17) op de bougie (17a) is aan-
gesloten.
2. Sta achter de grasmaaier. Druk met één hand de
motorremhendel (3) naar het stuur (1), de andere
hand moet op het starterkoord (26) liggen.
3. Start de motor met starterkoord (26). Trek hiertoe de
greep ca. 10-15 cm (tot een weerstand voelbaar is)
er uit. En trek hier vervolgens krachtig met een ruk
aan. Als de motor niet is gestart, nogmaals aan star-
terkoord (26) trekken.
4. Op basis van een beschermplaat op de motor kan
er een lichte rookvorming ontstaan, indien u het
product voor de eerste keer gebruikt. Dit is een nor-
maal proces.
LET OP
–
Laat het starterkoord niet terugschieten. Dit kan tot
schade leiden.
–
Bij koel weer kan het noodzakelijk zijn om het
startproces meerdere te herhalen.
12.5 De motor uitzetten
WAARSCHUWING
Gevaar voor letsel!
Na het uitschakelen van de motor draait het mes nog
enkele seconden door. Als u de roterende delen aan-
raakt, kunnen snijwonden het gevolg zijn.
–
Wacht tot de stilstand van het messen.
–
Rem het mes niet af met de hand.
–
Draag veiligheidshandschoenen.
–
Houd het mes uit de buurt van uw voeten.
1. Om de motor uit te schakelen, laat u eerst de beugel
rijaandrijving (2) en vervolgens de motorremhendel
(3) los. Wacht tot het mes (30) stilstaat.
2. Verwijder de bougiestekker (17) uit de bougie (17a)
om ongewenst starten van de motor te voorkomen.
3. Verwijder de accu (28) (zie het gedeelte 11.3).
12.6 Rijden
De grasmaaier is voorzien van een achterwielaandrij-
ving.
12.6.1
Rijaandrijving inschakelen
1. Start de grasmaaier (zie 12.4).
2. Trek en houd de beugel van de rijaandrijving (2)
richting het stuur (1).
78
|
NL / BE
3. De rijaandrijving wordt ingeschakeld (waaier (16)
beweegt) en de grasmaaier beweegt naar voren.
LET OP
Beschadigingen aan het product vermijden! Beugel rij-
aandrijving altijd volledig (tot aan de aanslag) bedie-
nen, om vervolgschade aan de aandrijving te vermij-
den.
12.6.2
Rijaandrijving uitschakelen
1. Laat de beugel rijaandrijving (2) los. De rijaandrij-
ving wordt uitgeschakeld en de grasmaaier blijft
staan.
2. De motor loopt verder.
12.7 Na het maaien
• Laat de motor altijd eerst afkoelen, voordat u de
grasmaaier in een gesloten ruime parkeert.
Verwijder gras, gebladerte. Voor opslag smeren en
oliën. Geen andere voorwerpen op de grasmaaier
bewaren.
• Controleer voor hernieuwd gebruik alle schroeven
en moeren. Haal losse schroeven aan.
• Leeg de grasopvangzak voor het hernieuwde ge-
bruik.
• Neem ook het hoofdstuk "Opslag" in acht.
13 Reiniging
WAARSCHUWING
Gevaar voor verwondingen en brandwon-
den!
Het product kan onverwacht starten en kan daardoor
verwondingen veroorzaken.
–
Schakel voor alle reinigings- en onderhoudswerk-
zaamheden de motor uit.
–
Laat de motor afkoelen.
–
Trek de bougiestekker van de bougie.
–
Verwijder de accu.
WAARSCHUWING
Gevaar voor de gezondheid!
Bij het inademen van brandstof-/smeeroliedampen en
uitlaatgassen kan er ernstige gezondheidsschade, be-
wusteloosheid ontstaan en dit in extreme gevallen
zelfs tot de dood leiden.
–
Adem geen brandstof-/smeeroliedampen en uit-
laatgassen in.
–
Gebruik het product alleen in de open lucht.