• Controleer de conditie van de brandstofleidingen.
• Controleer of de bougiestekker aan de bougie is be-
vestigd.
• Let op tekenen van schade.
• Controleer of alle veiligheidsafdekkingen zijn aan-
gebracht en of alle schroeven, moeren en pennen
zijn aangedraaid.
10.1 Motorolie bijvullen (afb. 12)
LET OP
Het product wordt geleverd zonder motorolie.
Voor ingebruikname daarom altijd olie bijvullen.
Gebruik
hiertoe
multifunctionele
10W-30 of SAE 10W-40).
Controleer regelmatig voor elke ingebruikname het olie-
peil. Een te laag oliepeil kan de motor beschadigen.
1. Plaats de grasmaaier op een vlak, recht oppervlak.
2. Schroef de oliepeilstok (19) los.
3. Vul de tank met motorolie met behulp van een trech-
ter (niet meegeleverd). Let op de max. vulhoeveel-
heid van 0,4 l.Vul de olie voorzichtig bij tot aan de
onderkant van de vulpijp.
4. Veeg de oliepeilstok (19) met een schone, pluisvrije
doek schoon.
5. Voer de oliepeilstok (19) weer in en controleer het
oliepeil zonder de oliepeilstok (19) weer vast te
schroeven.
6. Het oliepeil moet binnen de middelste markering op
de oliepeilstok (19) staan.
7. Als het oliepeil te laag is, voeg dan de aanbevolen
hoeveelheid olie toe (max. 0,4 l).
8. Schroef de oliepeilstok (19) vervolgens weer vast.
10.2 Brandstof bijvullen (afb. 13)
GEVAAR
Brand- en explosiegevaar!
Brandstof kan zich bij het vullen ontsteken en eventu-
eel exploderen. Dit leidt tot ernstige verbrandingen of
zelfs de dood.
• Schakel de motor uit en laat deze afkoelen.
• Houd uit de buurt van hitte, vlammen en vonken.
• Vul brandstof alleen in de open lucht bij.
• Draag veiligheidshandschoenen.
• Vermijd huid- en oogcontact.
• Start het product met een afstand van min. 3 m tot
de vullocatie van de brandstof.
• Let op voor ondichte plekken. Start de motor niet als
er brandstof uitloopt.
LET OP
Het product wordt geleverd zonder brand-
stof. Voor ingebruikname daarom altijd
brandstof bijvullen. Gebruik hiervoor Su-
per E10 benzine.
1. Reinig de omgeving van het vulgedeelte. Verontreini-
gingen in de brandstoftank (13) veroorzaken be-
drijfsstoringen.
2. Open voorzichtig de tankdop (12) zodat eventuele
overdruk kan ontsnappen.
3. Vul de brandstoftank (13) met behulp van een trech-
ter (niet meegeleverd) met brandstof. Let op de max.
olie
(SAE
vulcapaciteit van 1,2 liter. Vul de brandstof voorzich-
tig tot aan de onderkant van de vulpijp.
4. Sluit de tankdop (12) weer. Controleer of de
tankdop (12) goed sluit.
5. Reinig de tankdop (12) en de omgeving.
6. Controleer de brandstoftank (13) en de brandstoflei-
dingen op lekkages.
7. Start het product met een afstand van min. 3 m tot
de vullocatie van de brandstof.
10.3 Laadstatus van de accu (28) (afb.
De grasmaaier is voorzien van een elektrische starter
(4). Als startaccu wordt een lithium-ionen accu (28) ge-
bruikt. Het gebruik van de accu (28) en de oplader (29)
wordt beschreven in de meegeleverde gebruikshandlei-
ding.
1. Ter controle van de laadstatus drukt u op de toets
voor de laadindicator (28c) op de accu (28). De ac-
cu-laadindicator (28b) geeft de laadstatus van de
accu (28) weer.
2. De accu (28) mag alleen met de meegeleverde opla-
der (29) worden opgeladen. Tijdens het gebruik van
de grasmaaier wordt de accu (28) niet opgeladen.
11 In gebruik nemen
AANWIJZING
Enige geluidsoverlast van dit product is on-
vermijdelijk. Stel werkzaamheden met la-
waai uit tot goedgekeurde en aangewezen
tijden. Houd u zo nodig aan rustperiodes
en beperk de duur van het werk tot het ab-
solute noodzakelijke.
Voor uw persoonlijke bescherming en de
bescherming van personen in de buurt,
dient u geschikte gehoorbescherming te
dragen.
14)
NL / BE
|
75