van de pijl.
(zie afb. 45)
Het bevestigingsgat aan de kettingwielbeschermer (4) op de
steunbout (11) uitrichten.
Door aan de kettingspanner (3, zie "Zaagketting spannen") te
draaien de kettingspanbout (12) in overeenstemming brengen
met het gat in de zaaggeleider.
De kettingwielbeschermer (4) op de steunbouten (11)
schuiven.
6c-2. Zaagketting spannen (zie afb. 46)
Door de kettingwielbeschermer/snelspanner (2) tegelijk
krachtig in te drukken en met de klok mee te draaien, de
kettingwielbescherming (3) aanschroeven, maar nog niet vast
aandraaien.
De punt van de zaaggeleider licht optillen en de
kettingspanner (3) met de klok mee draaien, tot de
zaagketting in de geleidergroef aan de onderzijde van de
zaaggeleider grijpt (zie cirkel).
De kettingwielbeschermer/snelspanner (2) opnieuw indrukken
en met de klok mee vastdraaien.
(zie afb. 47)
De kettingwielbeschermer/snelspanner loslaten (ontlasten),
tot hij vrij draaibaar is, en dan tussen de veiligheidsribben
(15) klappen, zoals weergegeven op de afbeelding.
6c-3. Controle van de kettingspanning (zie
afb. 48)
De zaagketting is juist gespannen wanneer de zaagketting
tegen de onderzijde van de zaaggeleider aanligt en de
zaagketting nog gemakkelijk met de hand bewogen kan
worden over de zaaggeleider.
Hierbij moet de kettingrem gelost zijn.
Controleer regelmatig de kettingspanning, omdat nieuwe
zaagkettingen na verloop van tijd uitrekken en langer worden!
Daarom de kettingspanning regelmatig bij afgezette motor
controleren.
OPMERKING: IIn de praktijk wordt geadviseerd 2-3
zaagkettingen afwisselend te gebruiken.
Voor een gelijkmatige slijtage van de zaaggeleidergroef
moet bij het verwisselen van een ketting de zaaggeleider
omgekeerd worden (onderzijde boven en bovenzijde onder).
6c-4. Zaagketting naspannen (zie afb. 49)
Om de zaagketting na te spannen, moet de snelspanner
(2) slechts iets worden gelost, zie onder "Montage van de
zaaggeleider en zaagketting".
Het spannen van de ketting gebeurt zoals reeds beschreven.
Voor alle modellen
6-5. Kettingrem (zie afb. 50)
De DOLMAR motorzagen PS-35 zijn standaard met een
vertragingsveroorzakende kettingrem uitgerust. Ontstaat
er een terugslag (kickback) doordat de punt van de
zaaggeleider met het hout in aanraking komt (zie hoofdstuk
"VEILIGHEIDSVOORSCHRIFTEN", blz. 98), wordt bij
voldoende terugslag de kettingrem door massatraagheid in
werking gesteld. In een fractie van een seconde wordt de
zaagketting stilgezet.
De kettingrem is bedoeld voor noodgevallen en voor het
blokkeren van de zaagketting voor het starten.
ATTENTIE: In geen geval (behalve bij de controle, zie
hoofdstuk "Kettingrem controleren") de motorzaag bij
ingeschakelde kettingrem bedienen, daar anders in zeer
korte tijd aanzienlijke schade aan de motorzaag kan
optreden!
100
Vóór het begin van de werkzaamheden onvoorwaardelijk
de kettingrem vrijzetten!
Inschakeling van de kettingrem (blokkeren) (zie afb. 51)
Als de terugslagkracht sterk genoeg is, dan zal de plotselinge
versnelling van de beugelgreep in combinatie met de inertie
van de handbescherming (1) de rem automatisch aanzetten.
Druk voor handbediening de handbeschermer (1) met
de linker hand in de richting van de voorzijde van de
zaaggeleider (pijl 1).
Kettingrem lossen
De handbeschermer (1) in de richting van de beugelgreep
(pijl 2) trekken tot deze voelbaar aangrijpt. De kettingrem is
gelost.
6-6. Brandstoffen
LET OP:
De machine wordt met mineraalolieproducten (benzine en
olie) bedreven!
Bij de omgang met benzine is verhoogde waakzaamheid
geboden.
Roken en open vuur zijn ontoelaatbaar
(ontploffingsgevaar).
Brandstofmengsel
De motor van deze machine is een hoogwaardige,
luchtgekoelde tweetaktmotor. De motor werkt op een mengsel
van benzine en tweetaktolie.
De motor is ontworpen voor gebruik van normale loodvrije
benzine met een minimaal octaangetal van 91 ROZ. Is deze
brandstof niet beschikbaar, dan kunnen ook brandstoffen met
een hoger octaangetal gebruikt worden. Hierdoor ontstaat
geen schade aan de motor.
Gebruik voor een optimale motorwerking en ter
bescherming van gezondheid en leefmilieu alleen
loodvrije brandstof !
Voor de smering van de motor wordt synthetische
tweetaktmotorolie voor luchtgekoelde tweetaktmotoren
(kwaliteitsklasse JASO FD of ISO EGD) gebruikt; deze
wordt bij de benzine gemengd. De motor is ontworpen voor
DOLMAR EXTRA tweetaktolie met een milieuvriendelijke
mengverhouding van 50:1. Hierdoor wordt een lange
levensduur en een betrouwbare, rookarme werking van de
motor gewaarborgd.
DOLMAR EXTRA kwaliteitstwee-takt olie is leverbaar in de
volgende verpakkingen: 100 ml, 1 l, 5 l.
DOLMAR kwaliteitstwee-olie is afhankelijke van het verbruik
leverbaar in de volgende verpakkingen: 100 ml, 1 l, 5 l.
Indien er geen DOLMAR tweetaktolie beschikbaar is moet
een mengverhouding van 50:1 bij gebruik van andere
tweetaktoliën aangehouden worden, aar anders problemen
kunnen optreden.
Let op: geen kant en klaar mengsel van
benzinestations gebruiken!
Het verkrijgen van de juiste mengverhouding:
50:1
Bij gebruik van DOLMAR tweetaktolie, d.w.z. 50 delen
brandstof mengen met 1 deel olie.
50:1
Bij gebruik van DOLMAR EXTRA tweetaktolie, d.w.z.
50 delen brandstof mengen met 1 deel olie.
50:1
Bij gebruik van andere synthetische tweetaktoliën
(kwaliteitsklasse JASO FD of ISO EGD), d.w.z. 50
delen brandstof mengen met 1 deel olie.