Inbouw- en bedieningsvoorschriften Wilo-Stratos GIGA2.0-I, Wilo-Stratos GIGA2.0-D
Communicatie-interfaces: Instelling en functie
Bij selectie van het signaaltype „PT1000" zijn alle instellingen voor de sensoringang af-
gesloten, alle anderen signaaltypen vereisen verdere instellingen.
Voor de overdracht van analoge signaalwaarden naar actuele waarden wordt de over-
drachtsdrempel gedefinieerd. Hiertoe wordt het minimale en maximale steunpunt van
de karakteristiek aangegeven en de daarbij behorende actuele waarden aangevuld
(MIN-signaal/waarde-toewijzing en MAX-signaal/waarde-toewijzing).
LET OP
Als de analoge ingang is geconfigureerd op het signaaltype PT1000 voor een tempe-
ratuursensor, dan kan bij een sensorkabellengte van meer dan 3 m een „tempera-
tuurcorrectiewaarde" worden ingesteld om de elektrische weerstand te compense-
ren.
Min-signaal/waarde-toewijzing
Analoge ingang (AI2)
Signaalwaarde
Bijbehorende waarde
Fig. 85: Min-signaal/waarde-toewijzing actuele waardegever
Max-signaal/waarde-toewijzing
Analoge ingang (AI2)
Signaalwaarde
Bijbehorende waarde
Fig. 86: Max-signaal/waarde-toewijzing actuele waardegever
Met invoer van het minimum- en maximale karakteristieksteunpunt is de invoer afge-
sloten.
LET OP
Wanneer het signaaltype PT1000 is geselecteerd, is het mogelijk om een tempera-
tuurcorrectiewaarde voor de gemeten temperatuur in te stellen. Daardoor kan de
elektrische weerstand van een lange sensorkabel worden gecompenseerd.
nl
Minimaal punt van de
werkelijke waarde-karakteristiek
voor
temperatuursensor
vastleggen.
Maximaal punt van de
werkelijke waarde-karakteristiek
voor
temperatuursensor
vastleggen.
505