De in deze gebruiksaanwijzing
vermelde draadafstanden zijn
afgestemd op de ligging van de
begrenzingsdraad op het gazon.
De begrenzingsdraad kan ook
maximaal 10 cm diep worden
ingegraven (bijv. met een speciale
machine).
Door het ingraven wordt de
signaalontvangst beïnvloed, vooral
als over de begrenzingsdraad
tegels of stenen worden gelegd. De
robotmaaier rijdt mogelijk verder
naar buiten langs de
begrenzingsdraad, waardoor meer
ruimte in doorgangen,
vernauwingen en bij het afrijden
van de rand nodig is. Pas de
bedrading zo nodig aan.
12.1 Ligging van de begrenzingsdraad
plannen
Lees de installatievoorbeelden
aan het einde van de
gebruiksaanwijzing door. (
Installeer bij het leggen van de
begrenzingsdraad ook verboden
zones, doorgangen, aanpalende
gazons, zoeklussen en
draadreserves, om latere correcties
te voorkomen.
● Leg de locatie van de dockingzone
vast (
9.1)
● Verwijder hindernissen op het
maaivlak of breng verboden zones
aan. (
12.6)
0478 131 9937 B - NL
● Begrenzingsdraad:
De begrenzingsdraad moet in een
doorlopende lus rondom het gehele
maaivlak worden gelegd.
Maximumlengte:
500 m
Minimumlengte:
70 m
Bij maaivlakken < 40 m² en alleen
wanneer de rode led op het
dockingstation een SOS-signaal
afgeeft, moet het accessoire
AKM 100 samen met de
begrenzingsdraad worden
geïnstalleerd.
● Doorgangen en aanpalende gazons:
Verbind alle zones van het maaivlak
met doorgangen voor het maaien in de
automatische modus. (
Als daarvoor onvoldoende ruimte is,
moeten er aanpalende gazons worden
ingesteld. (
12.7)
● Neem bij het leggen van de
begrenzingsdraad de afstanden in
acht:
bij begaanbare hindernissen
27.)
(bijvoorbeeld voetpaden): 0 cm
bij doorgangen: 80 cm
bij hoge hindernissen (bijvoorbeeld
muren of bomen): 27 cm
minimumafstand in vernauwingen:
80 cm
bij wateroppervlakken en mogelijke
plekken waar het apparaat kan
omvallen (randen, terrassen): 100 cm
● Hoeken:
Vermijd het leggen in scherpe hoeken
(kleiner dan 90°).
● Zoeklussen:
Als de verplaatste rit naar het begin
(corridor) moet worden gebruikt,
moeten zoeklussen worden
geïnstalleerd. (
● Draadreserves:
Om het verplaatsen van
begrenzingsdraad nadien vlotter te
laten verlopen, moeten meerdere
draadreserves worden
geïnstalleerd. (
Opgewikkelde reststukken van de
begrenzingsdraad kunnen
storingen veroorzaken en moeten
worden verwijderd.
12.2 Schets van het maaivlak
12.8)
maken
Bij het installeren van de
robotmaaier en de zone met stations
verdient het aanbeveling om een schets
van het maaivlak te maken. Aan het begin
van deze gebruiksaanwijzing is hiervoor
een pagina voorzien.
Deze schets moet bij latere wijzigingen
worden aangepast.
Inhoud van de schets:
– vorm van het maaivlak met
belangrijke hindernissen, grenzen en
eventuele verboden zones waarin de
robotmaaier niet mag werken. (
– positie van de zone met
stations (
– ligging van de begrenzingsdraad
De begrenzingsdraad groeit na korte
tijd in de bodem in en is niet meer te
zien. Geef de ligging van de draad
rondom hindernissen aan. (
12.10)
12.13)
1
27.)
9.1)
9.11)
313