Zet het master-dockingstation (B) op de
gewenste locatie met vier haringen (H)
vast.
● Installeer de netvoeding buiten het
maaivlak, beschermd tegen direct
zonlicht en vocht – bevestig deze zo
nodig aan een muur.
De voeding werkt alleen bij een
omgevingstemperatuur die
tussen 0 °C en 40 °C ligt.
● Leg alle voedingskabels buiten het
maaivlak, met name ook buiten het
bereik van het maaimes en zet deze
vast aan de bodem of berg deze op in
een kabelgoot.
● Rol de voedingskabel in de buurt van
het dockingstation uit om storingen van
het draadsignaal te vermijden.
● Sluit de voedingsstekker aan.
Het ledlampje op het
master-dockingstation knippert.
(
13.1)
● Druk na het afronden van de
werkzaamheden op de
bedieningsconsole op de OK-
toets.
0478 131 9937 B - NL
Til de robotmaaier aan de handgreep (1)
iets op om de aandrijfwielen te ontlasten.
Schuif het apparaat op de voorwielen in
het master-dockingstation.
Na het indocken knippert de led langzaam
op het master-dockingstation. (
Druk daarna op de
bedieningsconsole op de OK-toets.
9.11 Begrenzingsdraad leggen
Neem vóór het leggen van de
draad de inhoud van het hoofdstuk
"Begrenzingsdraad" ter harte.
(
12.)
Plan vooral het leggen, houd de
draadafstanden aan en installeer
verboden zones, draadreserves,
verbindingstrajecten,
aanpalende gazons en
doorgangen bij het leggen.
Bij maaivlakken < 40 m² en alleen
wanneer de rode led op het
dockingstation een SOS-signaal
afgeeft, moet het accessoire
AKM 100 samen met de
begrenzingsdraad worden
geïnstalleerd.
13.1)
291