Handmatig – door op de STOP-toets te
drukken.
Automatisch – door hindernissen aan de
rand van het maaivlak.
● Als het aanleren automatisch is
onderbroken, corrigeer dan de positie
van de begrenzingsdraad of verwijder
de hindernissen.
● Controleer vóór het verder aanleren de
positie van de robotmaaier. Het
apparaat moet op de begrenzingsdraad
of binnen het maaivlak met de voorkant
richting begrenzingsdraad staan.
Aanleerpocedure beëindigen:
Handmatig – na een onderbreking.
Automatisch – na het indocken.
De nieuwe startpunten worden na
bevestiging met OK opgeslagen.
Startfrequentie:
Met de startfrequentie wordt gedefinieerd
hoe vaak een maaibeurt bij een startpunt
moet worden begonnen.
Standaardinstelling is 2 van 10
maaibeurten (2/10) bij elk startpunt.
● Wijzig indien nodig na het aanleren de
startfrequentie.
● Stuur bij voortijdige beëindiging van het
aanleren de robotmaaier door middel
van de iMow app naar het
dockingstation. (
10.)
Startpunt 1 t/m 4 handmatig
instellen:
Leg de afstand van de startpunten
van het dockingstation vast en
definieer de startfrequentie.
De afstand is het traject van het
dockingstation naar het startpunt in
meters, rechtsom gemeten.
De startfrequentie kan tussen 0 van 10
maaibeurten (0/10) en 10 van 10
maaibeurten (10/10) liggen.
308
Het dockingstation is als
startpunt 0 gedefinieerd.
Standaard worden
maaibeurten van daaruit gestart.
De startfrequentie is even hoog als
de berekende restwaarde op 10
van 10 maaibeurten.
5 Rand testen:
Trek vóór de proefrit alle andere
robotmaaiers waarmee de proefrit
niet is uitgevoerd uit de betreffende
dockingstations. Proefrit ter controle van
een goede draadligging starten.
De stap "Installatie controleren" van de
installatiewizard wordt opgevraagd op het
betreffende apparaat. (
9.15)
Plaats ter controle van de correcte
bedrading rond een verboden zone,
de robotmaaier met de voorzijde in
de richting van de verboden zone in
het maaivlak en start de proefrit.
Tijdens het afrijden van de rand
worden het beginbereik van de
robotmaaier en de omvang van het
maaivlak gedefinieerd. Deze
gegevens worden
gesynchroniseerd. Een reeds
opgeslagen beginbereik wordt
desgewenst uitgebreid. (
11.9 TeaM-veiligheid
1 Stand
2 iMow + Dock koppelen
3 Pincode wijzigen
4 Speelstop
5 GPS-beveilig.
1 Stand:
er kunnen 4 veiligheidsstanden
worden ingesteld, afhankelijk van de
stand worden er bepaalde blokkeringen en
veiligheidsvoorzieningen actief.
– Geen:
de robotmaaier is niet beveiligd.
– Laag:
diefstalbeveiliging is actief; voor het
koppelen van robotmaaier en
dockingstation en voor het terugzetten
van het apparaat op de
fabrieksinstellingen moet eerst een
pincode worden ingevoerd.
– Middel:
net als Laag, maar bovendien is de
tijdblokkering actief.
– Hoog:
net als Middel, maar bovendien kunnen
instellingen pas na het invoeren van de
pincode worden gewijzigd.
Advies:
stel de veiligheidsstand "Hoog" in.
● Selecteer de gewenste stand en
14.5)
bevestig met OK. Voer desgewenst een
4-cijferige pincode in.
Diefstalbeveil.:
als de maaier langer dan 10 seconden bij
de greep omhoog wordt gehouden of
gekanteld, verschijnt de vraag om de
pincode. Als de pincode niet binnen 1
minuut wordt ingevoerd, klinkt er een
alarmtoon en wordt de automaat
uitgeschakeld.
Koppelgrendel:
vraag om pincode voor het koppelen van
robotmaaier en dockingstation.
Resetgrendel:
vraag om pincode voor het terugzetten van
0478 131 9937 B - NL