Menupunt
Instelbereik: functiebeschrijving
Th.desinf./
Ja: thermische desinfectie en dagelijkse opwarming
dag.opw.b1
boiler 1 inschakelen.
Nee: thermische desinfectie en dagelijkse opwarming boi-
ler 1 uitschakelen.
Th.desinf./
Ja: thermische desinfectie en dagelijkse opwarming
dag.opw.b2
boiler 2 inschakelen.
Nee: thermische desinfectie en dagelijkse opwarming boi-
ler 2 uitschakelen.
Th.desinf./
Ja: thermische desinfectie en dagelijkse opwarming
dag.opw.b3
boiler 3 inschakelen.
Nee: thermische desinfectie en dagelijkse opwarming boi-
ler 3 uitschakelen.
Dagelijkse opwarm-
00:00 ... 02:00 ... 23:45 h: starttijdstip voor de dage-
tijd
lijkse opwarming. De dagelijkse opwarming eindigt ten
laatste na 3 uur. Alleen beschikbaar wanneer de module
MS 200 in een BUS-systeem zonder warmtebron is geïns-
talleerd (niet met alle bedieningseenheden mogelijk)
Dagel. opwarming-
60 ... 80 °C: de dagelijkse opwarming eindigt bij het berei-
temp.
ken van de ingestelde temperatuur of wanneer de tempe-
ratuur niet wordt bereikt, ten laatste na 3 uur. Alleen
beschikbaar wanneer de module MS 200 in een BUS-sys-
teem zonder warmtebron is geïnstalleerd (niet met alle be-
dieningseenheden mogelijk)
Tabel 15 Solar warm water
4.5.2
Zonnesysteem starten
Menupunt
Instelbereik: functiebeschrijving
Zonnesysteem
Ja: pas na vrijgave van deze functie start de solarinstallatie.
starten
Voordat u het solarsysteem in bedrijf neemt, moet u:
▶ Het solarsysteem vullen en ontluchten.
▶ De parameters voor het solarsysteem controleren en,
indien nodig, op het geïnstalleerde solarsysteem afs-
temmen.
Nee: voor onderhoudsdoeleinden kan de solarinstallatie
met deze functie worden uitgeschakeld.
Tabel 16 Zonnesysteem starten
4.6
Menu instellingen circulatiesysteem (systeem 3)
Dit menu is alleen beschikbaar, wanneer de module in een BUS-systeem
zonder warmtebron is geïnstalleerd.
De basisinstellingen zijn in de instelbereiken geaccentueerd.
Het volgende overzicht beschrijft kort het menu Instellingen omlading.
De menu's en de daarin beschikbare instellingen zijn op de volgende pa-
gina's uitvoerig beschreven. De menu's zijn afhankelijk van de geïnstal-
leerde bedieningseenheid en de geïnstalleerde installatie.
Overzicht van de menu's Instellingen omlading
• Omlaadconfiguratie veranderen – Toevoegen functies van het
circulatiesysteem.
• Actuele omlaadconfiguratie – Grafische indicatie van het actueel
geconfigureerde circulatiesysteem.
• Omlaadparameters – Instellingen voor het geïnstalleerde circulatie-
systeem.
MS 200 – 6721819173 (2020/02)
Omlaadparameters
Menupunt
Instelbereik: functiebeschrijving
Omladen inschakel-
6 ... 10 ... 20 K: wanneer het hier ingestelde verschil tussen
vers.
boiler 1 en boiler 3 wordt overschreden en aan alle inscha-
kelvoorwaarden is voldaan, is de circulatiepomp actief.
Omladen uitscha-
3 ... 5 ... 17 K: wanneer het hier ingestelde verschil tussen
kelversch
boiler 1 en boiler 3 wordt onderschreden, is de circulatie-
pomp uit.
Max. warmwater-
20 ... 60 ... 80 °C: wanneer de temperatuur in boiler 1 de
temp.
hier ingestelde waarde overschrijdt, dan is de circulatie-
pomp uit.
Dagelijkse opwarm-
00:00 ... 02:00 ... 23:45 h: starttijdstip voor de dage-
tijd
lijkse opwarming. De dagelijkse opwarming eindigt ten
laatste na 3 uur.
Dagel. opwarming-
60 ... 80 °C: de dagelijkse opwarming eindigt bij het berei-
temp.
ken van de ingestelde temperatuur of wanneer de tempe-
ratuur niet wordt bereikt, ten laatste na 3 uur.
Storingsmelding
Ja: wanneer in het circulatiesysteem een storing optreedt,
wordt de uitgang voor een storingsmelding ingeschakeld.
Nee: bij het optreden van een storing in het circulatiesys-
teem wordt de uitgang voor een storingsmelding niet inge-
schakeld (altijd spanningsloos).
Inversie: de storingsmelding is ingeschakeld, het signaal
wordt echter invers uitgestuurd. Dat betekent, dat de uit-
gang onder spanning staat en bij een storingsmelding
spanningsloos wordt geschakeld.
Tabel 17 Omlaadparameters
4.7
Menu Instellingen laadsysteem (systeem 4 en 5)
De instellingen van het laadsysteem zijn in de bedieningsunit onder
warmwatersysteem I instelbaar. De warmwaterparameters zijn in de
bedieningsunit beschreven.
4.8
Menu diagnose
De menu's zijn afhankelijk van de geïnstalleerde bedieningseenheid en
het geïnstalleerde systeem.
4.8.1
Functietest
VOORZICHTIG:
Verbrandingsgevaar door uitgeschakelde boilertemperatuurbe-
grenzing tijdens de werkingtest!
▶ Sluit de tappunten.
▶ Informeer de huisbewoners over het verbrandingsgevaar.
Wanneer een module MS 200 is geïnstalleerd, wordt het menu Solar,
Omladen of Warm water getoond.
Met behulp van dit menu kunnen pompen, mengers en ventielen van de
installatie worden getest. Dit door deze op verschillende instelwaarden
in te stellen. Of de mengkraan, de pomp of het ventiel overeenkomstig re-
ageert, kan op het betreffende onderdeel worden gecontroleerd.
• Mengkraan, ventiel bijvoorbeeld 3-wegmengventiel (cv-ondersteu-
ning instellen) (instelbereik: Dicht, Stop, Open)
– Dicht: ventiel/mengkraan gaat geheel dicht.
– Stop: ventiel/mengkraan blijft in de momentele positie.
– Open: ventiel/mengkraan gaat geheel open.
Inbedrijfname
141