3
Installatie
GEVAAR:
Levensgevaar door elektrische stroom!
Aanraken van elektrische onderdelen die onder spanning staan, kan een
elektrische schok veroorzaken.
▶ Voor de installatie van dit product: warmtebron en alle andere BUS-
deelnemers over alle polen loskoppelen van de netspanning.
▶ Vóór de inbedrijfstelling: afdekking aanbrengen.
3.1
Installatie
▶ Installeer de module zoals aan het einde van het document weergege-
ven op een wand ( afb. 3 tot afb. 5), op een DIN-rail ( afb. 6), of
in een module.
▶ Verwijder de module van de DIN-rail ( afb. 7 aan einde document).
3.2
Aansluiten elektrisch
▶ Rekening houdend met de geldende voorschriften voor de aanslui-
ting minimaal elektrische kabel model H05 VV-... gebruiken.
3.2.1
Aansluiting BUS-verbinding en temperatuursensor (laags-
panningszijde)
▶ Bij verschillende aderdiameters een verdeeldoos voor de aansluiting
van de BUS-deelnemers gebruiken.
▶ Schakel BUS-deelnemers [B] zoals aan het einde van het document
getoond via verdeeldoos [A] in ster ( afb. 16) of via BUS-deelne-
mers met 2 BUS-aansluitingen in serie ( afb. 20).
Wanneer de maximale kabellengte van de BUS-verbinding tussen alle
BUS-deelnemers wordt overschreden of in het BUS-systeem een ring-
structuur bestaat, is de inbedrijfstelling van de installatie niet mogelijk.
Maximale totale lengte van de BUS-verbindingen:
2
• 100 m met 0,50 mm
aderdiameter
2
• 300 m met 1,50 mm
aderdiameter
▶ Om inductieve beïnvloeding te vermijden: installeer alle laagspan-
ningskabels separaat van netspanning geleidende kabels (minimale
afstand 100 mm).
▶ Bij externe inductieve invloeden (bijvoorbeeld van fotovoltaïsche in-
stallaties) kabel afgeschermd uitvoeren (bijvoorbeeld LiYCY) en af-
scherming eenzijdig aarden. Sluit de afscherming niet op de
aansluitklem voor de randaarde in de module aan maar op de huisaar-
de, bijvoorbeeld vrije afleiderklem of waterleiding.
MS 200 – 6721819173 (2020/02)
Gebruik bij verlenging van de sensorkabel de volgende aderdiameters:
2
• Tot 20 m met 0,75 mm
tot 1,50 mm
• 20 m tot 100 m met 1,50 mm
▶ Installeer de kabel door de al voorgemonteerde tulen en conform de
aansluitschema's.
Benamingen van de aansluitklemmen
(laagspanningszijde ≤ 24 V) vanaf afb. 20 aan het einde van het
document
BUS
BUS-systeem EMS 2/EMS plus
1)
IS1...2
Aansluiting
Voor warmtehoeveelheidsmeter
(Input Solar)
2)
OS1...2
Aansluiting
Toerentalregeling pomp met
PWM of 0-10 V (Output Solar)
TS1...8
Aansluiting temperatuursensor (Temperature sensor Solar)
1) Klembezetting:
1 – massa (watermeter en temperatuursensor)
2 – debiet (watermeter)
3 – temperatuur (temperatuursensor)
4 – 5 VDC (voedingsspanning voor vortexsensoren)
2) Klembezetting (klemmen 1 en 2 ompoolveilig):
1 – Massa
2 – PWM/0-10 V-uitgang (optie)
3 – PWM-ingang (Input, optie)
Tabel 5
3.2.2
Aansluiting voedingsspanning pomp en menger
(netspanningszijde)
De bezetting van de elektrische aansluitingen is afhankelijk van de geïn-
stalleerde installatie. De aan het eind van het document in afb. 8 t/m 15
getoonde beschrijving is een voorstel voor de procedure van de elektri-
sche aansluiting. De handelingsstappen zijn deels niet zwart weergege-
ven. Daarmee kan gemakkelijker worden herkend, welke
handelingsstappen bij elkaar horen.
▶ Gebruik alleen elektriciteitskabels van dezelfde kwaliteit.
▶ Let erop dat de fasen van de netaansluiting correct worden geïnstal-
leerd.
Netaansluiting via een stekker met randaarde is niet toegestaan.
▶ Sluit op de uitgangen alleen componenten en modules aan conform
deze instructie. Sluit geen extra besturingen aan die andere installa-
tiedelen aansturen.
Het maximale opgenomen vermogen van de aangesloten componenten
en modules mag niet hoger worden dan het maximaal vermogen zoals ge-
specificeerd in de technische gegevens van de module.
▶ Wanneer de netspanning niet via de elektronica van het toestel ver-
loopt, moet lokaal voor de onderbreking van de netspanning over alle
polen een genormeerde scheidingsinrichting (conform EN 60335-1)
worden geïnstalleerd.
Installatie
2
geleiderdiameter
2
geleiderdiameter
131