5.3.3
Activeren van de draadloze verbinding met een
Access-Point
Het diagnosetoestel kan voor de draadloze gegevens-
overdracht via een Acces-Point worden geconfigureerd.
De volgende specificaties moeten bekend zijn, voordat
met de configuratie kan worden begonnen:
R
Een IP-adres en een subnetmasker, die aan het di-
agnosetoestel toegekend kunnen worden (wanneer
de LAN de automatische toekenning van IP-adressen
niet ondersteunt)
R
SSID (netwerknaam) van het Access-Points
R
Als netwerkauthentificatie moet WPA worden geko-
zen — Personal, Open of Shared
R
Als datacodering kan TKIP of WEP (64-Bit of 128-Bit)
worden gebruikt
R
Wachtwoord voor de draadloze verbinding (codeer-
sleutel)
De afbeelding hieronder toont de aansluiting van meer-
dere diagnosetoestellen op een enkele PC/laptop met
behulp van een Access-Points.
De volgende stappen zijn nodig, om het diagnosetoestel
voor de koppeling op de WLAN-omgeving te configure-
ren. Veranderingen aan de communicatie-interface van
het diagnosetoestel mogen alleen na overleg met de
IT-systeembeheerder worden aangebracht.
1. De VCI Manager software door klikken op het VCI
Manager icoon op het bureaublad starten.
2. PC en diagnosetoestel met de USB-kabel verbinden.
3. Het diagnosetoestel door aansluiting van de
12V-adapter op de stroomvoorziening aansluiten.
4. Het diagnosetoestel in het tabblad VCI Explorer van
de VCI Manager kiezen en verbinden.
Robert Bosch GmbH
5. Het tabblad Network Setup (netwerkinstellingen)
kiezen.
6. Het tabblad Wireless (draadloos) kiezen.
7. Het selectievakje Enable Wireless Interface (draad-
loze interface activeren) in het bereik Interface
Control (interfacebesturing) activeren. Zodra de
interface is geactiveerd, wordt het venster IP Adress
Configuration (IP-adres configuratie) getoond en de
knoppen Apply (toepassen) en Cancel (afbreken)
worden actief.
8. Kies Obtain an IP address automatically (IP-adres
automatisch toekennen), wanneer de LAN dit on-
dersteunt. Anders het door de IT-systeembeheerder
toegekende IP-adres en subnetmasker invoeren.
9. Het Access-Point kiezen en met de configuratie
beginnen.
10. Netwerknaam bepalen:
i
Wanneer het Acces Point, dat moet worden gebruikt,
zich juist buiten de reikwijdte bevindt, het optie-
veld Enter Network Name (netwerknaam invoeren)
[SSID] kiezen en de netwerknaam invoeren.
i
Wanneer het Acces Point bereikbaar is, het optieveld
Select from available network list (uit de lijst met
beschikbare netwerken kiezen) kiezen en dan re-
fresh (actualiseren), om het diagnosetoestel te laten
zoeken naar draadloze signalen. De herkende net-
werken worden in het veld Network Name getoond.
11. Na de invoer van de netwerknaam Configure (confi-
gureren) kiezen.
12. Voer de voor het netwerk benodigde veiligheidsin-
stellingen uit en kies dan Next (verder).
13. Kies Yes om de configuratie af te ronden. Indien de
configuratieprocedure moet worden herhaald, kies
No.
14. Ter controle van de correcte configuratie van het
diagnosetoestel het tabblad Properties (eigen-
schappen) kiezen. Het correct functioneren van de
draadloze verbinding kan ook door lostrekken van de
USB-kabel worden gecontroleerd.
15. De op het tabblad Properties getoonde instellingen
als referentie opslaan of afdrukken.
| MTS 6520 VCI | 121
|
1 699 200 077
2017-06-26
nl