Nr. Symptoom
Het gele
1
indicatielampje
brandt
Draadaanvoermotor
2
werkt niet
De koelventilator
3
werkt niet of draait
slechts langzaam
Vlamboog is niet
4
stabiel, grote spatten
Ontstekingsboog kan
5
niet worden gemaakt
6
Geen beschermgas
7
Overige problemen
Omschrijving
Ingangsvermogen [V]
Frequentie [Hz]
Nominale ingangsstroom [A]
Nominale ingangscapaciteit [KVA]
Nullastspanning [V]
Nominale bedrijfsspanning [V]
MIG-lasstroom [A]
Nominale bedrijfscyclus [%]
Lasstroom (10 min) [A]
10 min/100% [A]
Efficiëntie [η]
Vermogensfactor [Cosφ]
Isolatieklasse
Behuizingsbescherming IP
Koelmethode
Gewicht [kg]
Probleemoplossingsschema
Mogelijke oorzaak
De netspanning is te hoog (≥15%)
De netspanning is te laag (≥15%)
Wanneer het apparaat slecht
wordt geventileerd, schakelt
de oververhittingsbeveiliging in
Huidige temperatuur is te hoog
Bedrijfscyclus hoger dan nominaal
Potentiometer werkt niet correct
Mondstuk verstopt
Aanvoerroller los
Defecte schakelaar
Defecte ventilator
Draad is defect of los
Een te grote contactpunt zorgt voor
onregelmatige stroom
Een te dunne stroomkabel voor de meter
zorgt voor een onregelmatige stroomtoevoer
Inkomende spanning is te laag
Draadaanvoerweerstand is te hoog
Aardkabel niet aangesloten
Het werkstuk is verontreinigd of verroest
Brander is niet goed aangesloten
Gasslang is bekneld of verstopt
Fittingen van de gasslang zijn niet
voldoende vastgedraaid
Technische gegevens
Oplossingen
Schakel het lasapparaat uit en controleer de netvoeding. Schakel het lasapparaat
pas in wanneer de voeding zich weer op een normaal niveau bevindt.
Zorg voor betere ventilatie.
Het lasapparaat herstelt zich automatisch wanneer de temperatuur daalt.
Vervang de potentiometer.
Vervang het mondstuk.
Draai de bouten aan.
Vervang de schakelaar.
Vervang of repareer de ventilator.
Controleer de aansluiting.
Vervang (zorg voor de correcte) contactpunt of roller.
Vervang de stroomkabel.
Verhoog de inkomende spanning.
Reinig of vervang de voering en de branderkabel voor een betere geleiding.
Sluit de aardkabel correct aan.
Verwijder verontreinigingen en roest.
Sluit de brander correct aan.
Controleer het gasaanvoersysteem.
Monteer de gasslang opnieuw en draai alle koppelingen correct vast.
Neem contact op met de fabrikant.
Specificaties
220
50/60
32
7,4
65
23
30 – 180
25
25%@180
90
85%
0,75
F
21S
Ventilatorgekoeld
15
230
50/60
32
7,4
68
23
30 – 180
25
25%@180
90
85%
0,75
F
21S
Ventilatorgekoeld
15
107