pomphuis gedemonteerd w orden om de onzuiverheden uit
het pomplichaam en pomploopw iel te verw ijderen.
Opslag
Indien het apparaat een langere tijd niet gebruikt w ordt,
dient het in de pomp aanw ezige w ater volledig afgetapt te
w orden. Laat de pomp goed drogen om roestvorming te
voorkomen. Maak ook de brandstoftank en de carburateur
leeg. Voor opslag is het zorgvuldig schoonmaken en
eventueel een conservering van het apparaat aanbevolen.
Let er op dat de opslagplaats droog en vorstvrije is.
Storingen
Aangrijpen van het apparaat. Let er op dat geen w ater in de
onderdelen van het apparaat indringt.
Wij nemen geen aansprakelijkheid voor schaden
ontstaan als gevolg van ondeskundige pogingen tot
reparatie. Schaden als gevolg van ondeskundige pogingen
tot reparatie leiden tot het vervallen van alle aanspraken op
garantie.
Alle genoemde maatregelen voor het oplossen van
storingen mogen niet met draaiende motor uitgevoerd
w orden.
De volgende lijst beschrijft een aantal mogelijke storingen
aan het apparaat, mogelijke oorzaken en tips voor het
oplossen daarvan. Alle genoemde maatregelen mogen niet
met draaiende motor uitgevoerd w orden. Als een storing
niet zelf opgelost kan w orden, kunt u contact opnemen met
de klantenservice of uw verkooppunt. Meer uitgebreide
reparaties mogen uitsluitend door vakpersoneel uitgevoerd
w orden. Let er beslist op dat bij schaden als gevolg van
ondeskundige pogingen tot reparatie alle
garantieaanspraken vervallen en w ij niet aansprakelijk zijn
voor enige schade die hieruit voortvloeit.
Controleer eerst bij functiestoringen, of een bedieningsfout
of een andere oorzaak aanw ezig is, die niet is te w ijten aan
een defect in het apparaat – zoals bijvoorbeeld
brandstoftekort.
Onderhoudstabel
MOGELIJKE
STORING
OORZAKEN
Pomp
1.
Te w einig
verpompt
vloeistof in de
geen of te
pomp.
w einig
vloeistof,
2.
Aanzuigleiding
motor draait
ondicht.
3.
Gekozen
motorprestatie te
laag.
4.
Filter aan de
ingang van de
aanzuigleiding
verstopt.
5.
Aanzuigleiding is
verstopt.
OPLOSSINGEN
1.
Pomphuis via
de vulopening
met vloeistof
vullen.
2.
Aanzuigleiding
en
verbindingspun
t van de
aanzuigleiding
met teflonband
afdichten.
Aanzuigleiding
vervangen,
indien deze niet
repareerbare
beschadiging
vertoont.
3.
Motorprestatie
verhogen.
4.
Schoonmaken
van het filter.
5.
Schoonmaken
van de
39
6.
Pomploopw iel
door
onzuiverheden
geblokkeerd.
7.
Aanzuighoogte
en/of
opvoerhoogte te
groot.
8.
Glijringpakking
defect.
9.
Pomploopw iel
niet correct
geplaatst.
10. Pomploopw iel
beschadigd.
11. Motor draait
onregelmatig.
Vibraties of
1. Aanzuighoogte
sterke
en/of
geluidsontw i
opvoerhoogte te
kkeling
groot.
tijdens
gebruik
2. Vreemd voorw erp
blokkeert
aanzuigleiding
en/of
pomploopw iel.
3. Onstabiele
installatie.
4. Onstabiele
opstelling van het
apparaat:
5. Pomploopw iel
beschadigd.
6. Ander technisch
defect.
Motor start
1.
Brandstoftekort.
niet of stopt
tijdens het
gebruik
2.
Geen
ontstekingsvonk.
3.
Carburateur
verstopt.
4.
Luchtfilter
verstopt.
5.
Auto Stop is
geactiveerd
omdat het
olieniveau onder
de benodigde
minimale
hoeveelheid ligt.
6.
Ander technisch
defect.
aanzuigleiding.
6.
Verw ijder
onzuiverheden.
7.
Verandering
van de
installatie zodat
aanzuighoogte
en/of
opvoerhoogte
de maximale
w aarde niet
overschrijden.
8.
Glijringpakking
vervangen.
9.
Pomploopw iel
correct
plaatsen.
10. Pomploopw iel
vervangen.
11. De
klantendienst
benaderen.
1.
Verandering
van de
installatie
zodanig dat de
aanzuighoogte
en/of
opvoerhoogte
de maximale
w aarde niet
overschrijden.
2.
Vreemd
voorw erp
verw ijderen.
3.
Satbiliseren
van de
installatie.
4.
Voor stabiele
opstelling van
het apparaat
zorgen.
5.
Pomploopw iel
vervangen.
6.
De
klantendienst
benaderen.
1.
Benzinekraan
openen en/of
brandstof
vullen.
2.
Contactschakel
aar controleren.
Eventueel
bougies
controleren.
3.
Carburateur
schoonmaken.
4.
Luchtfilter
schoonmaken.
5.
Motorolie
bijvullen.
6.
De
klantendienst
benaderen.