5.2
Bediening
5.2.1
Inleiding
5.2.1.1 Inschakelen van het apparaat
Zet het apparaat aan met schakelaar [1]. Het apparaat doorloopt een zelftest en presenteert zich met de
voorkeurinstelling, apparaatinstelling 0. Vanuit de fabriek is deze voorkeurinstelling geprogrammeerd. U
kunt deze instelling vervangen door uw eigen favoriete instelling. Wij verwijzen hiervoor naar hoofdstuk
5.4, "Bediening van het geheugen".
5.2.1.2 Therapievorm en kanaalselectie
De Endomed 482 beschikt over twee stroomkanalen. Deze kanalen kunnen onafhankelijk gebruikt
worden, waarbij ieder kanaal over eigen parameters en een eigen behandeltijd beschikt. Tevens is het
mogelijk kanalen te koppelen. Met toets [7] kiest u tussen de basistherapievormen Elektrotherapie,
kanaalselectie en het aanbrengen van koppelingen tussen kanalen geschiedt met de centrale regelaar
[16]. De volgende selecties zijn mogelijk:
elektrotherapie over stroomkanaal 1
elektrotherapie over stroomkanaal 2
elektrotherapie met gekoppelde kanalen
Bedenk dat u bij onafhankelijk gebruik van de stroomkanalen de parameters van beide kanalen
afzonderlijk moet instellen. Is dit niet gewenst of is onafhankelijk gebruik niet nodig, dan kunt u
gekoppelde stroomkanalen kiezen. Bepaalde stroomvormen, zoals interferentiestromen, zijn alleen
mogelijk met gekoppelde stroomkanalen.
5.2.1.3 Selectie van stroomvorm
Druk op toets [8]. Alle beschikbare stroomvormen verschijnen op het display. Het knipperende symbool
geeft de gekozen stroomvorm weer. Selecteer een stroomvorm met de centrale regelaar [16] en druk op
toets [14] om uw keuze te bevestigen.
Kiest U
(interferentiestromen) of
stroomtype binnen deze groep te selecteren. Kies een stroomtype met de centrale regelaar [16] en druk
op toets [14] om uw keuze te bevestigen.
5.2.1.4 Instellen van parameters
Met de druktoetsen [9] t/m [13] worden de parameters gekozen. Een druktoets bedient alle parameters
die in hetzelfde horizontale vlak liggen. Wijzigen van de parameterinstelling gebeurt met de centrale
regelaar [16]. De parameters kunnen gewijzigd worden zolang het bijbehorende symbool knippert. Het
display toont alleen de parameters die van toepassing zijn bij de gekozen therapievorm.
5.2.1.5 Behandeltijd
Kies de klok met toets [12]. Het symbool min knippert. Het display laat de behandeltijd zien van het
kanaal, dat op dit moment op het display (onder 5.2.1.2.) geselecteerd is. Boven de tijdaanduiding
knippert een kanaalindicator ter herinnering. Alleen van dit kanaal kan nu met de centrale regelaar [16] de
behandeltijd worden ingesteld.
Wanneer één of meerdere kanalen actief zijn knippert
welke kanalen actief zijn.
5.2.1.6 Zwelprogramma
Sommige stroomvormen kunnen gebruikt worden in combinatie met een zwelprogramma.
Druk toets [12] en kies achtereenvolgens de zweltijd , de houdtijd
. Stel deze parameters in met de centrale regelaar [16].
Bij gekoppelde stroomkanalen zijn de zwelprogramma's op beide stroomkanalen identiek. Hierbij kan een
vertragingstijd worden ingesteld tussen de zwelprogramma's op kanaal 1 en kanaal 2. Dit geschiedt als
volgt:
Kies met toets [13] en de centrale regelaar [16] kanaal 2.
Kies vervolgens met toets [12] de vertragingstijd
5.2.1.7 Stroomintensiteit
De stroomintensiteit wordt ingesteld met intensiteitregelaar [17]. De stroomintensiteit kan alleen ingesteld
worden, als de klok gezet is.
De kanaalindicator
zichtbaar is en kan worden ingesteld. U kunt dit kanaalnummer wijzigen met toets [13] en de centrale
regelaar [16]. Deze selectie werkt parallel aan de onder 5.2.1.2. uitgevoerde kanaalselectie.
NL
6
(diadynamische stromen), dan wordt U vervolgens verzocht een
, gevolgd door het kanaalnummer of , geeft aan welk kanaal op het display
. Boven de tijdaanduiding wordt aangegeven
, de slinktijd
en stel deze tijd in met de centrale regelaar [16].
en de pauzetijd