VII WAARSCHUWINGEN - COMPONENTEN & OPTIES
1.
Tijdens het vervoer moet het kind in de richting van de
voorzijde van het voertuig kijken.
2.
Het medisch hulpmiddel moet worden vastgezet met
spanbanden en voor de gebruiker dienen veiligheidsgordels te
worden gebruikt (WTORS-systeem).
3.
In alle situaties waar sprake is van vervoer, moet een
verankeringssysteem worden gebruikt dat is getest in
overeenstemming met ISO 10542.
4.
De persoon in het medische hulpmiddel moet op zijn/haar
plaats worden gehouden door een 3-puntsgordel die verankerd
is in het voertuig.
5.
In alle transportsituaties moet u gebruikmaken van de
vervoersgordel (C) die is meegeleverd met uw hulpmiddel. Het
zekert de zitting aan het achterframe. Voor de veiligheid van
de gebruiker is het van essentieel belang dat de band door de
2 'D-clips' (D) wordt gehaald zoals afgebeeld in (Fig. 2).
6.
Op het mobiliteitsmiddel gemonteerde accessoires, zoals
plateaus, ademhalingsapparatuur en accu's, moeten worden
verwijderd en apart worden vastgezet. Het optionele Voyage
plateau voor ademhalingsapparatuur, de zuurstofhouder en
de infuushouderstang moeten ook worden verwijderd en
afzonderlijk vastgezet, voordat het medische hulpmiddel als
stoel in een voertuig kan worden gebruikt.
7.
De persoon in het medische hulpmiddel mag niet meer dan 34
kg wegen. (34 kg).
8.
De bevestigingspunten aan de voor- en achterzijde (A) (B)
worden weergegeven in Fig. 1a het 1b en zijn voor alle
duidelijkheid gemarkeerd met een etiket dat weergeeft dat dit
een verankeringspunt is.
9.
Gebruik alleen spanbanden en gordels die zijn gemonteerd in
overeenstemming met de instructies van de fabrikant en de
richtlijn ISO 10542. Bevestig de spanbanden aan ankerpunten
(A) (B), in overeenstemming met de instructies van de fabrikant
en SAE J224
10. De hoek van de heupgordel moet binnen het voorkeursgebied
zijn van 45 tot 75 graden op het horizontale vlak, of binnen de
optionele zone van 30 tot 45 graden op het horizontale vlak
(Fig. 3)
11. De heupgordel moet laag over de voorzijde van het bekken
worden bevestigd. De positioneringsgordels voor het
bovenlichaam worden over de schouders aangebracht.
Gordels moeten niet van het lichaam weg worden gehouden
door rolstoelonderdelen. Controleer of de gordels niet
gedraaid zitten.
12. Als er een achterwaartse kanteling wordt gewenst tijdens het
transport, moet de zitting/leuning van de stoel in een hoek
van maximaal 30° ten opzichte van de verticale lijn worden
geplaatst. Als men hiervan afwijkt, loopt de gebruiker een risico
in het geval van een ongeluk of botsing.
13. Bevestig alle spanbanden en gordels in overeenstemming met
de instructies van de fabrikant en de richtlijn ISO 10542.
14. Verwijder de beschermkap, de grijpstang, het plateau, het
plateau onder het frame, en de buggyboard voor vervoer.
15. Verwijder alle spullen die in het mandje liggen.
Kijk naar dit symbool op uw medische hulpmiddel: Het geeft aan waar de
bevestigingspunten zich bevinden die voldoen aan ISO 7176-19 (2008).
139
NEDERLANDS
1a
Bevestigingspunt
transit voorzijde
1b
Bevestigingspunt
transit achterzijde
B
C
D
3
MK-100301 Rev.L
A
2