VI. WAARSCHUWINGEN: VALLEN & KANTELEN
A. EVENWICHTSPUNT
WAARSCHUWING
Mobiliteitsmiddelen voor afhankelijke personen zijn ontworpen
met stabiliteit en prestaties in gedachten. Het punt waarop dit
toestel naar voren, achteren of opzij kantelt, hangt af van het
evenwichtspunt en de stabiliteit. Het evenwichtspunt wordt ook
beïnvloed door:
• de zithoogte en de zithoek;
• hoek rugleuning;
• Veranderingen in de lichaamshouding, positie of
gewichtsverdeling van uw kind.
• Het rijden met het product op een hellend of glooiend
oppervlak.
• het gebruik van een rugzak of andere opties; en het extra
toegevoegde gewicht.
• Het gebruik van ademhalingsapparatuur, accu's, zuurstoffles
en andere opties, en het extra gewicht dat door deze opties
aan het mobiliteitsmiddel wordt toegevoegd.
Voor het behoud van het juiste zwaartepunt en een goed
evenwicht:
• Overleg met uw medische adviseur en/of leverancier om u te
helpen het mobiliteitsmiddel op de juiste wijze in te stellen.
• Overleg met uw erkende leverancier of medische adviseur
VOORDAT u uw mobiliteitsmiddel wijzigt of aanpast.
B. AANKLEDEN OF ANDERE KLEDING
AANTREKKEN
WAARSCHUWING
Bij het aankleden of aantrekken van andere kleding terwijl het kind
in de wandelwagen zit, wordt mogelijk het gewicht van het kind
verplaatst.
Om het risico op een val of kantelen tijdens het aankleden of
wisselen van kleding of luiers te voorkomen:
• Draai de voorste zwenkwielen tot ze naar voren gericht
staan.
• Activeer de parkeerrem.
C. OBSTAKELS
WAARSCHUWING
Obstakels en gevaren op de weg (zoals putdeksels of kapotte
bestrating) kunnen het mobiliteitsmiddel beschadigen en leiden tot
een val, kantelen of verlies van controle.
Om deze risico's te vermijden adviseren we:
• Kijk goed vooruit en beoordeel de omgeving op mogelijke
gevaren als u met het medische hulpmiddel rijdt.
• Controleer of de vloer/grond vlak en vrij van obstakels is.
• Plaats een oprijplaat bij deuren. Let erop dat er geen verval
is aan het einde van de oprijplaat.
D. UITSTREKKEN OF LEUNEN
WAARSCHUWING
Als uw kind naar iets reikt of leunt, heeft dit invloed op het
zwaartepunt van het mobiliteitsmiddel. Dit kan leiden tot een val of
kantelen.
• Laat uw kind NOOIT naar iets reiken of leunen als hij/zij
hiervoor uit de stoel overeind moet komen.
• Als uw kind naar iets moet reiken, rijd het mobiliteitsmiddel
dan zo dicht mogelijk naar het object toe, en draai de voorste
zwenkwielen totdat ze zo ver mogelijk voorwaarts staan.
OPMERKING: Om dit te doen: Rijd het medische hulpmiddel
voorbij het object dat het kind wil pakken, en vervolgens rijd u
achterwaarts tot u ernaast staat.
E. HELLINGEN, GLOOIINGEN EN BERGHELLINGEN
WAARSCHUWING
Wanneer het mobiliteitsmiddel op een hellend of glooiend
oppervlak wordt voortgeduwd, wordt het zwaartepunt gewijzigd.
Houd het volgende goed in gedachten:
1. Duw dit product niet op een helling die steiler is dan 10%. (Een
helling van 10% betekent dat er één meter stijging is voor iedere
tien meter lengte van de helling).
2. Draai niet en verander niet van richting op een glooiing of helling.
3. Voor de veiligheid van uw kind moeten rijplaten thuis en op school
voldoen aan alle wettelijke vereisten die in uw land gelden.
4. Blijf altijd in het MIDDEN van de oprijplaat.
5. Gebruik een rijplaat met zijrails (of verhoogde kanten van
minstens 760 mm hoog).
6. Rij altijd recht tegen een helling of rijplaat op en recht er vanaf.
7. Stop niet op een steile helling.
8. Let op een eventuele afstap aan het einde van een helling of
rijplaat.
9. Gebruik niet de parkeerrem om het mobiliteitsmiddel af te
remmen of te stoppen.
10. Wees bedacht op natte of gladde oppervlaktes, vooral op
hellingen.
11. Kantel de zitting niet wanneer u tegen een heuvel oprijdt.
12. Vraag om hulp als u niet zeker bent van de stabiliteit.
F. TE VERGEMAKKELIJKEN.
WAARSCHUWING
1. Werk samen met uw medische adviseur om te leren hoe u
het kind veilig kunt optillen en overplaatsen.
2. Laat iemand u helpen totdat u weet hoe u zelf het
afhankelijke kind veilig kunt overplaatsen.
3. Zet het mobiliteitsmiddel van uw kind zo dicht mogelijk bij de
plek waarnaar de transfer moet plaatsvinden.
4. Draai de voorste zwenkwielen tot ze naar voren gericht staan.
5. Activeer de parkeerrem voordat u het kind overplaatst.
Hierdoor blijft het mobiliteitsmiddel stabiel tijdens de transfer.
6. Wanneer u een kind overplaatst naar het mobiliteitsmiddel,
zorg er dan voor dat hij of zij zover mogelijk achterin het
zitoppervlak wordt geplaatst. Hierdoor wordt het risico kleiner
dat het medische hulpmiddel kantelt en/of van u wegrijdt.
135
NEDERLANDS
MK-100301 Rev.L