Opmerkingen over het veiligheidssysteem
De TERXON M inbraakalarmcentrale biedt de
mogelijkheid om voor elk van de 8 (max.32) alarmzones
een willekeurige configuratie te kiezen om ze optimaal
aan de bedrijfsvoorwaarden aan te passen. Bovendien
raden wij u aan:
•
De externe melders in zo klein mogelijke groepen over de
zones te verdelen (bijv. melders parterre op zone 1, enz.),
eventueel apart in te schakelen en voor zover mogelijk
alle zones van de centrale te gebruiken.
•
Het akoestische signaal (sirene) van de signaalgever dient
korter dan het optische signaal (flitslicht) te zijn. De
overeenkomstige alarmeringstijden richten zich naar de
voor het land specifieke voorschriften. (In Duitsland moet
de akoestische alarmering tot 3 minuten worden
begrensd!).
•
De vertragingstijd dient pas na de praktische controle
definitief ingesteld te worden.
•
Kies als gebruikers- en programmeercode een toevallige
combinatie van 4 of 6 cijfers.
•
De code mag alleen aan personen gegeven worden, die
uw volste vertrouwen genieten.
•
Bij de bediening van de installatie moet de code zo
ingevoerd worden, dat buitenstaanders de code niet
kunnen zien.
•
Het voor de bedrading van de
componenten aanbevolen aansluitsnoer
(minimumdoorsnede: 0,22mm
regel een gekleurde markering van de aders.
2
/ader) heeft in de
7
•
Gebruikers- en programmeercode moeten verschillend
zijn.
Om het geheel overzichtelijk te houden, moeten de aders
uniform als volgt worden toegewezen:
Rood:
+12V spanningsvoeding
Zwart:
0V massa
Geel:
alarmcontact
Groen:
alarmcontact
Bruin:
sabotagecontact
Wit:
sabotagecontact
•
Gebruik verdelers voor het aansluiten van meerdere
melders op één alarmzone. Voor het verlengen van
snoeren kunt u beide uiteinden aan elkaar solderen of
klemschroeven gebruiken. Let op een isolatie
(isolatieband, krimphuls) om kortsluitingen en vals alarm
te voorkomen. Neem de illustratie daartoe op de
volgende pagina in acht.
•
Ga stap voor stap te werk:
1. Lees de gebruiksaanwijzing aandachtig door.
2. Teken een schema van het object, die de montageplaats
van de melders en van de centrale en de benodigde
snoeren bevat.
3. Leg de benodigde snoeren aan.
4. Monteer de melders en de centrale.
5. Verbind de aansluitsnoeren met de melders en de
centrale.
6. Voorzie de centrale van spanning (accu, stroomnet)
7. Voer de programmering uit.
NL