Télécharger Imprimer la page

3M DBI-SALA Nano-Lok 3101207 Mode D'emploi page 200

Publicité

Les langues disponibles
  • FR

Les langues disponibles

  • FRANÇAIS, page 96
2.0 Systeemgebruik
2.1
VALBEVEILIGINGS- EN REDDINGSPLAN: De werkgever dient over een valbeveiligings- en reddingsplan te beschikken. Het plan
moet richtlijnen en vereisten bevatten voor een door de werkgever beheerd valbeveiligingsprogramma, inclusief beleidslijnen, taken
en training; valbeschermingsprocedures; het elimineren en beheersen van valgevaren; reddingsprocedures; incidentonderzoeken;
en evaluatie van de effectiviteit van het programma.
2.2
INSPECTIEFREQUENTIE: Valstopapparaten moeten vóór elk gebruik worden geïnspecteerd door een bevoegde persoon
reddingswerker
(zie tabel 3). SRL's dienen daarnaast te worden geïnspecteerd door een deskundige
2
Extreme werkomstandigheden (ruige omgeving, langdurig gebruik, enz.) kunnen vereisen dat de frequentie van inspecties door
deskundigen wordt opgevoerd. De deskundige dient het inspectierooster (tabel 2) te gebruiken om passende inspectiefrequenties
te bepalen. De inspectieprocedures zijn beschreven in het Logboek voor inspectie en onderhoud (tabel 3). De resultaten van de
inspectie door de deskundige moeten worden geregistreerd in het Logboek voor inspectie en onderhoud of worden geregistreerd via
het Radiofrequentie-identificatiesysteem (RFID-systeem) (zie sectie 5).
2.3
NORMAAL GEBRUIK: Bij normale werkzaamheden kan de reddingslijn zonder onregelmatigheden uit- en intrekken wanneer de
medewerker met normale snelheid beweegt. Wanneer er een val plaatsvindt, zal het snelheidsgevoelige remsysteem geactiveerd
worden. Daardoor wordt de val gestopt en wordt veel van de vrijgekomen energie geabsorbeerd. Tijdens normale werkzaamheden
dienen plotselinge of snelle bewegingen vermeden te worden; hierdoor kan het valstopapparaat vergrendeld worden. Voor
valpartijen die zich voordoen terwijl de reddingslijn bijna helemaal is uitgetrokken, is een reservereddingslijn of schokbreker
opgenomen, zodat de valstop een beperkte impact heeft.
2.4
LICHAAMSONDERSTEUNING: Het valstopapparaat moet worden gebruikt met een volledig lichaamsharnas. Het verbindingspunt
van het harnas moet boven het zwaartepunt van de gebruiker liggen. Gebruik van het valstopapparaat met een lichaamsgordel
is niet toegestaan. Als er een val plaatsvindt met een lichaamsgordel, kan deze onbedoeld losschieten en lichamelijk trauma
veroorzaken door onjuiste lichaamsondersteuning.
2.5
COMPATIBILITEIT VAN COMPONENTEN: Tenzij anders aangegeven is 3M-apparatuur ontworpen voor gebruik met alleen door
3M goedgekeurde onderdelen en subsystemen. Substituties of vervangingen door middel van niet-goedgekeurde onderdelen of
subsystemen kunnen de compatibiliteit van apparatuur in gevaar brengen en kunnen de veiligheid en betrouwbaarheid van het
volledige systeem beïnvloeden.
2.6
COMPATIBILITEIT VAN CONNECTORS: Connectors worden als compatibel met verbindende elementen beschouwd wanneer
deze zijn ontwikkeld om op een dusdanige manier samen te werken dat de maten en vormen, ongeacht hun oriëntatie, geen
onbedoeld opengaan van snappermechanismen veroorzaken. Neem contact op met 3M als u vragen hebt over compatibiliteit.
Connectors (haken, karabiners en D-ringen) moeten in staat zijn om een belasting van ten minste 22,2 kN (5.000 lb.) te dragen.
Connectors moeten compatibel zijn met de verankering of andere systeemcomponenten. Gebruik geen apparatuur die niet
compatibel is. Verbindingen die niet compatibel zijn, kunnen onbedoeld losraken (zie afbeelding 5). Connectors moeten compatibel
zijn qua grootte, vorm en sterkte. Zelfvergrendelende karabijnhaken en karabiners zijn vereist. Als het verbindingselement waaraan
de karabijnhaak of karabiner bevestigd wordt, te klein of onregelmatig van vorm is, kan er een situatie optreden waarbij het
verbindingselement kracht uitoefent op de opening van de karabijnhaak of karabiner (A). Door deze kracht kan de opening (B)
opengaan, waardoor de karabijnhaak of karabiner kan losraken van het verbindingspunt (C).
2.7
VERBINDINGEN MAKEN: Met deze apparatuur mogen alleen zelfvergrendelende karabijnhaken en karabiners gebruikt worden.
Zorg ervoor dat de verbindingen qua grootte, vorm en sterkte bij elkaar passen. Gebruik geen apparatuur die niet compatibel is.
Controleer of alle verbindingen volledig gesloten en vergrendeld zijn. 3M-connectors (musketonhaken en karabiners) zijn ontworpen
om alleen gebruikt te worden zoals in de gebruikersinstructies van elk product vermeld staat. Zie afbeelding 6 voor onjuiste
verbindingen.
Verbind karabijnhaken of karabiners niet:
A.
Aan een D-ring waaraan al een andere verbinding bevestigd is.
B.
Op een manier waardoor er een belasting op de opening komt te staan. Musketonhaken met een grote halsopening mogen niet
worden verbonden met standaardformaat D-ringen of vergelijkbare voorwerpen. Dit resulteert in een belasting van de snapper
als de haak of D-ring (rond)draait, tenzij de musketonhaak is voorzien van een snapper die geschikt is voor 16 kN (3600 lb).
C.
Bij een foutieve verbinding, waarbij de grootte of vorm van de bijpassende verbindingsstukken niet compatibel zijn en zonder
visuele bevestiging lijken de verbindingsstukken volledig verbonden.
D.
Aan elkaar.
E.
Direct aan singelband of touwlijn of terugbindlijn (tie-back) - tenzij de instructies van de fabrikant een dergelijke verbinding
voor zowel de lijn als de connector specifiek toestaan.
F.
Aan elk object dat een zodanige vorm of dimensie heeft dat de karabijnhaak of karabiner niet dicht en op slot kan gaan, of daar
waar uitrollen kan optreden.
G.
Op een manier die de connector onder belasting geen correcte positie laat innemen.
Soort gebruik
Voorbeelden van toepassingen
Weinig frequent tot licht
Redding en ruimte met beperkte
toegang, fabrieksonderhoud
Gemiddeld tot zwaar
Transport, woningbouw,
utiliteiten, magazijn
Zeer zwaar tot continu
Beroepsmatige bouw, olie en gas,
mijnbouw
1 Bevoegd persoon: Een persoon die door de werkgever aangewezen is om werk uit te voeren op een locatie waar de persoon blootgesteld wordt aan een valrisico.
2 Redder: Een andere persoon of andere personen dan de te redden persoon, die optreedt of optreden om een geassisteerde redding uit te voeren door middel van een
reddingssysteem.
3 Deskundige: Een persoon die door zijn werkgever is aangeduid als verantwoordelijke voor de directe supervisie, uitvoering en opvolging van het door de werkgever
beheerde programma voor valbescherming die op basis van zijn opleiding en kennis in staat is de bestaande en potentiële valrisico's te identificeren, te evalueren en
aan te pakken, en die van de werkgever de bevoegdheid heeft gekregen om onmiddellijk corrigerende maatregelen te nemen in verband met dergelijke risico's.
Tabel 2 – inspectierooster
Gebruiksvoorwaarden
Goede opslagcondities, binnen- of niet frequent
buitengebruik, kamertemperatuur, schone ruimten
Redelijke opslagcondities, binnen- en uitgebreid
buitengebruik, alle temperaturen, schone of stoffige
ruimten
Ruwe opslagomstandigheden, lang of continu
buitengebruik, alle temperaturen, vuile ruimten
200
of
1
anders dan de gebruiker.
3
Inspectiefrequentie
Deskundig persoon
Jaarlijks
Halfjaarlijks tot jaarlijks
Ieder kwartaal tot
halfjaarlijks

Publicité

loading