Wegrijden
Zorg dat de zijstandaard / hoofdstandaard omhoog staat.
Zorg dat de omgeving vrij is.
Open de gashendel geleidelijk om weg te rijden.
WAARSCHUWING:
• De gashendel altijd voorzichtig openen, vooral als u niet vertrouwd bent met de scooter.
• Nieuwe banden kunnen glad zijn en kunnen leiden tot verlies van controle over de motorfiets. U
moet tijdens de inrijperiode een normale weghechting van de banden krijgen.
Remmen
Het volledig sluiten van de gashendel helpt de scooter geleidelijk vaart te minderen.
Bij het stoppen altijd beide remmen tegelijk bedienen. Over het algemeen moet de voorrem iets meer
worden aangetrokken dan de achterrem.
De remmen nooit blokkeren, anders zullen de banden slippen. Verminder vaart voordat u een bocht
neemt.
Zelfs als de motorfiets een ABS-systeem heeft kan remmen in de bocht leiden tot slippen. Het is beter
om niet te hard te remmen bij het nemen van bochten.
Voor noodstops is het belangrijk de remmen zo hard mogelijk in te drukken.
Anti-lock remsysteem (ABS)
ABS werd ontworpen om te vermijden dat de wielen blokkeren als er krachtig wordt geremd (bv. noodrem)
terwijl rechtdoor wordt gereden. Het ASB systeem reguleert automatisch de remkracht. Intermitterende
toenemende grijpkracht en remmende kracht vermijden het blokkeren van het wiel en geven stabiliteit over
het stuur bij het stoppen. De bediening van de remfunctie is dezelfde als bij een klassieke scooter. De
remhendels worden gebruikt om tegelijkertijd met voor- en achterwielen te remmen.
Hoewel ABS stabiliteit verleent tijdens het stoppen door het blokkeren van het wiel te beletten, moet u de
volgende kenmerken goed onthouden:
ABS compenseert niet ingeval van slechte wegcondities, verkeerde beoordeling of onjuist gebruik van
de remmen. U moet opletten op dezelfde manier als bij een scooter die niet uitgerust is met ABS.
ABS is niet ontworpen om de remafstand in te korten. Op losse, oneven of hellende oppervlakten kan
de remafstand van een scooter met ABS langer zijn dan bij een gelijkwaardige motorfiets zonder ABS.
Wees extra voorzichtig op dergelijke wegen.
ABS voorkomt het blokkeren van de wielen tijdens remmen op een rechte weg, maar kan niet
voorkomen dat het wiel slipt als in een bocht wordt geremd. Als u een bocht neemt, is het beter om
lichtjes te remmen met beide remmen of helemaal niet te remmen. Verminder dus vaart voor u een
bocht neemt.
Wanneer het ABS-systeem geactiveerd wordt, voelt u de remhendel van de voor/achterremhendel of
beide hendels trillen.
ABS-lampje
Het ABS-lampje op het combinatie-instrument (pagina 169) kan gaan branden wanneer een van de
onderstaande situaties zich voordoet:
Wanneer de motor wordt gestart met de hoofdstandaard omhoog en het gas wordt geopend om het
achterwiel te laten draaien.
Forceer het voorwiel van de grond tijdens het rijden (wheelie).
Wanneer het ABS-systeem met een te sterke elektromagnetische interferentie te kampen heeft.
Achterwiel
190
Voorwiel